L'imparfait (herhaling klas 2)
Voorbeelden
aller, prendre, vouloir, voyager, détester, faire, avoir, être
Let op: er staan onregelmatige ww bij!
Maar geldt dat ook voor de imparfait? Hoe zit dit?
Zeg de rijtje van présent en imparfait vloeiend achterelkaar op.
Wat is de passé composé van deze werkwoorden?