Taalverzorging A meervoudsvorming

Meervoudsvormen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Meervoudsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Verkennen
Maak op blz. 128 oefening 1

Klaar?

Bekijk de meervouden van de woorden en schrijf op wat je opvalt aan de antwoorden die je hebt gegeven. Staan er meervouden op een verkeerde plaats? Zet daar een streep onder.
timer
4:00

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden
1. gaten - graven - glazen - gassen
2. kerstliederen - paaseieren - ijsberen - gemoederen
3. fotografen - staven - hazen - vazen 
4. mummies - hoody's - display's - chimpansees

N.B. kerstliedje(s) => verkleinwoord in het meervoud. 

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud op s/'s 
Je mag een -s gewoon aan een woord vastplakken als het eindigt op een medeklinker of als het woord eindigt op een -e.
Op het moment dat een woord op een klinker (a, o, u, i, y) eindigt, dan gebruik je 's (dit leesteken noem je een 'apostrof'). Ezelsbruggetje: Ik hOU vAn Y's

Voorbeeld:
kassa - kassa's              paraplu - paraplu's        computers
taxi - taxi's                       auto - auto's                      garages

Slide 4 - Tekstslide

Afkortingen

Afkortingen van zelfstandige naamwoorden, schrijf je ook met 's


Behalve als de afkorting eindigt op -s of -x dan komt er -en achter. 


Voorbeelden:

tv's

dj's

wc's

gps - gps'en

x - x 'en (voorheen twitter). 

Slide 5 - Tekstslide

Meervouden met een trema

Als de klemtoon van een woord op de ie ligt, dan gebruik je -eën. 

melodie - melodieën       fantasie - fantasieën


Als de klemtoon van het woord ergens anders ligt, dan gebruik je ën.

bacterie - bacteriën

porie - poriën


Slide 6 - Tekstslide

Andere meervoudsvormen

1) Woorden die in het meervoud de uitgan '-eren' krijgen.

kind - kinderen  ei - eieren


2) Woorden die eindigen op - ik. 

Als de klemtoon op 'ik' valt dan krijgt het twee keer een k: blikken - snikken - klikken. 

Ligt de klemtoon niet op ik dan krijgt het woord maar één keer een 'k'. 

monniken, viezeriken, perziken


Slide 7 - Tekstslide

Leenwoorden 

We gebruiken in het Nederlands veel woorden die oorspronkelijk uit het Frans/Latijn/Grieks/Italiaans komen. Deze woorden hebben een afwijkende meervoudsvorm of een vernederlandste vorm. 


Voorbeeld Latijn, Grieks en Italiaans (beide vormen zijn dus goed!):

museum - musea of museums                technicus - technici of technicussen

centrum - centra of centrums                  crisis - crises of crisissen
datum - data of datums                               cello - celli of cello's 


Voorbeeld Franse leenwoorden (je voegt gewoon een -s toe): 

Café - cafés / logé - logés / cadeau - cadeaus / trottoir - trottoirs

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

extra oefeningen
https://www.cambiumned.nl/spelling/meervoudsuitgangen/


Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
De mooie jas.
Het lelijke schilderij.
De rode fiets.
De zilveren ketting.

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
Verbogen bijvoeglijke naamwoorden (bvn): achter het bvn komt een 'e' te staan. Voorbeelden:
De mooie auto, de stoere meid, de leuke hond, de gezellige docent. 

Onverbogen bijvoeglijke naamwoorden (bvn): het bvn staat achter het zelfstandig naamwoord. Voorbeelden:
De auto is mooi, de meid is stoer, de docent is gezellig. 





Slide 13 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
Voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je ook gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. Regel=> schrijf je zo kort mogelijk, tenzij uitspraak belemmert wordt. 


Voorbeelden:
Het vergrote scherm  (niet vergrootte => verleden tijd)
De ontpitte kersen (kort opschrijven wordt dan 'ontpite' - belemmert de uitspraak)
Het beantwoorde bericht (niet beantwoordde want moet zo kort mogelijk)
De geredde drenkeling (gerede - uitspraak belemmering).  


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Bijvoeglijke naamwoorden
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord --> eindigen op -en.
ijzeren schaar, papieren vliegtuig, houten stoel 

Is het bijvoegnaamwoord een Engels leenwoord dan gebruik je juist geen -en
plastic hoes, polyester shirt, linoleum vloer
 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Trappen van vergelijking
Stellende trap: neutrale vorm van het bvn (groot, leuk, mooi)
Vergrotende trap: uitgang - er
Overtreffende trap: uitgang -st

Voorbeelden van trappen van vergelijkingen: 
groot - groter - grootst
leuk - leuker - leukst
mooi - mooier - mooist

Slide 18 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Als het bijvoeglijk  naamwoord eindigt op een 'stomme -e' --> e klink als 'u' --> schrijf je de overtreffende trao met meest ervoor: roze - rozer - meest roze

Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -sd, --st of -isch --> dan schrijf je ook meest voor de overtreffende trap: 
juist - juister - meest juist / logisch - logischer - meest logisch. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Trappen van vergelijking
In enkele bijzondere gevallen verandert de spelling:

chic (chique) - chiquer - chicst

relaxed - relaxter - relaxtst (of meest relaxed). 

Slide 21 - Tekstslide

Trappen van vergelijkingen
Onregelmatige trappen van vergelijking: 

goed - beter - best
veel - meer - meest.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Maken oefenboek blz. 128/129 opdracht 4/7/8
+ oefenen cambiumned spelling - meervoudsvormen
+ filmpjes in deze Lesson Up kijken

Gebruik theorie Taalverzorging blz. 176-179

Slide 23 - Tekstslide