Taalverzorging A meervoudsvorming

Meervoudsvormen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Meervoudsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Verkennen
Maak op blz. 128 oefening 1

Klaar?

Bekijk de meervouden van de woorden en bekijk wat opvalt aan de antwoorden die je hebt gegeven (per rijtje!). Zet een streep onder elk woord dat afwijkt volgens jou.
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden
1. gaten - graven - glazen - gassen
2. kerstliederen - paaseieren - ijsberen - gemoederen
3. fotografen - staven - hazen - vazen 
4. mummies - hoody's - displays - chimpansees

N.B. kerstliedje(s) => verkleinwoord in het meervoud. 

Slide 3 - Tekstslide

Meervoudsvorming
Zelfstandige naamwoorden

-s en -en
Maar er zijn natuurlijk uitzonderingen!

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud op s/'s 
Je mag een -s gewoon aan een woord vastplakken als het eindigt op een medeklinker of als het woord eindigt op een -e.
Op het moment dat een woord op een klinker (a, o, u, i, y) eindigt, dan gebruik je 's (dit leesteken noem je een 'apostrof'). Ezelsbruggetje: Ik hOU vAn Y's

Voorbeeld:
kassa - kassa's              paraplu - paraplu's        computers
taxi - taxi's                       auto - auto's                      garages

Slide 5 - Tekstslide

Afkortingen

Afkortingen van zelfstandige naamwoorden, schrijf je ook met 's


Behalve als de afkorting eindigt op -s of -x dan komt er -en achter. 


Voorbeelden:

tv's

dj's

wc's

gps - gps'en

x - x 'en (voorheen twitter). 

Slide 6 - Tekstslide

Meervouden met een trema

Als de klemtoon van een woord op de ie ligt, dan gebruik je -eën. 

melodie - melodieën       fantasie - fantasieën


Als de klemtoon van het woord ergens anders ligt, dan gebruik je ën.

bacterie - bacteriën

porie - poriën


Slide 7 - Tekstslide

Andere meervoudsvormen

1) Woorden die in het meervoud de uitgan '-eren' krijgen.

kind - kinderen  ei - eieren


2) Woorden die eindigen op - ik. 

Als de klemtoon op 'ik' valt dan krijgt het twee keer een k: blikken - snikken - klikken. 

Ligt de klemtoon niet op ik dan krijgt het woord maar één keer een 'k'. 

monniken, viezeriken, perziken


Slide 8 - Tekstslide

Leenwoorden 

We gebruiken in het Nederlands veel woorden die oorspronkelijk uit het Frans/Latijn/Grieks/Italiaans komen. Deze woorden hebben een afwijkende meervoudsvorm of een vernederlandste vorm. 


Voorbeeld Latijn, Grieks en Italiaans (beide vormen zijn dus goed!):

museum - musea of museums                technicus - technici of technicussen

centrum - centra of centrums                  crisis - crises of crisissen
datum - data of datums                               cello - celli of cello's 


Voorbeeld Franse leenwoorden (je voegt gewoon een -s toe): 

Café - cafés / logé - logés / cadeau - cadeaus / trottoir - trottoirs

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

extra oefeningen
https://www.cambiumned.nl/spelling/meervoudsuitgangen/


Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
De mooie jas.
Het lelijke schilderij.
De rode fiets.
De zilveren ketting.

Slide 13 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
Verbogen bijvoeglijke naamwoorden (bvn): achter het bvn komt een 'e' te staan. Voorbeelden:
De mooie auto, de stoere meid, de leuke hond, de gezellige docent. 

Onverbogen bijvoeglijke naamwoorden (bvn): het bvn staat achter het zelfstandig naamwoord. Voorbeelden:
De auto is mooi, de meid is stoer, de docent is gezellig. 





Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
Voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je ook gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. Regel=> schrijf je zo kort mogelijk, tenzij uitspraak belemmert wordt. 


Voorbeelden:
Het vergrote scherm  (niet vergrootte => verleden tijd)
De ontpitte kersen (kort opschrijven wordt dan 'ontpite' - belemmert de uitspraak)
Het beantwoorde bericht (niet beantwoordde want moet zo kort mogelijk)
De geredde drenkeling (gerede - uitspraak belemmering).  


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Bijvoeglijke naamwoorden
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord --> eindigen op -en.
ijzeren schaar, papieren vliegtuig, houten stoel 

Is het bijvoegnaamwoord een Engels leenwoord dan gebruik je juist geen -en
plastic hoes, polyester shirt, linoleum vloer
 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Trappen van vergelijking
Stellende trap: neutrale vorm van het bvn (groot, leuk, mooi)
Vergrotende trap: uitgang - er
Overtreffende trap: uitgang -st

Voorbeelden van trappen van vergelijkingen: 
groot - groter - grootst
leuk - leuker - leukst
mooi - mooier - mooist

Slide 19 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Als het bijvoeglijk  naamwoord eindigt op een 'stomme -e' --> e klink als 'u' --> schrijf je de overtreffende trao met meest ervoor: roze - rozer - meest roze

Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op -sd, --st of -isch --> dan schrijf je ook meest voor de overtreffende trap: 
juist - juister - meest juist / logisch - logischer - meest logisch. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Trappen van vergelijking
In enkele bijzondere gevallen verandert de spelling:

chic (chique) - chiquer - chicst

relaxed - relaxter - relaxtst (of meest relaxed). 

Slide 22 - Tekstslide

Trappen van vergelijkingen
Onregelmatige trappen van vergelijking: 

goed - beter - best
veel - meer - meest.

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Maken oefenboek blz. 128/129 opdracht 4/7/8
--> Antwoorden in je schrift!
--> Gebruik theorie Taalverzorging blz. 176-179.

+ oefenen cambiumned spelling - meervoudsvormen
+ filmpjes in deze Lesson Up kijken (link in Classroom!)


Slide 24 - Tekstslide