Economie H7 & H8

Economie H7 & H8
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie H7 & H8

Slide 1 - Tekstslide

H7: Nederland en het buitenland
7.1: Nederland handelsland
7.2: Kunnen we vrij handelen?
7.3: Nederland en de EU
7.4: De wereld wordt kleiner

Slide 2 - Tekstslide

7.1: Nederland handelsland
Nederland handelt veel met het buitenland. Bij het handelen horen 3 begrippen:
  • Import (of invoer): Nederland koopt producten van het buitenland.
  • Export (of uitvoer): Nederland verkoopt producent aan het buitenland.
  • Wederuitvoer: Nederland importeert een product en verkoopt deze (misschien na een kleine aanpassing/toevoeging) aan het buitenland.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom exporteren en importeren  we?
Nederland exporteert vooral omdat de Nederlandse markt alleen een te kleine afzetmarkt is. Door de exporteren is het voor bedrijven in Nederland makkelijker geld te verdienen.
Er zijn verschillende redenen waarom we importeren. Deze zijn:
  • We kunnen met ons klimaat niet alles verbouwen
  • Sommige goederen komen niet en/of weinig voor in Nederland
  • Het is goedkoper
  • We willen meer keuze in producten hebben

Slide 4 - Tekstslide

De export- en importquote
Nederland heeft een hoge exportquote. Dat betekent dat de uitvoerwaarde als percentage van het nationaal inkomen hoog is. Hetzelfde geld voor ons importquote. Het nationaal inkomen is alle inkomens van alle inwoners van Nederland.

exportquote= uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100%
importquote= invoerwaarde : nationaal inkomen x 100%

Slide 5 - Tekstslide

De importwaarde van Nederland is €490 miljard, het nationaal inkomen is €880 miljard. Bereken de importquote. Rond af op hele getallen. (Zet je berekening erbij anders is het fout!)

Slide 6 - Open vraag

Open of gesloten economie:
Nederland is een open economie. Dat houdt in dat in verhouding tot het nationaal inkomen veel in- en uitvoer is. Een land waarvan in verhouding tot het nationaal inkomen weinig in- en uitvoer is heeft een gesloten economie

Slide 7 - Tekstslide

Betalingsbalans:
De betalingsbalans is het overzicht van alle betalingen en inkomsten van en naar het buitenland. Het saldo bereken je door de totale exportwaarde – totale importwaarde te doen. 
Is de exportwaarde hoger dan de importwaarde dan spreek je van een handelsoverschot.
Is de exportwaarde lager dan de importwaarde? dan spreekt je van een handelstekort.

Slide 8 - Tekstslide

Vreemde valuta:
Niet overal wordt met euro's betaald. Je hebt ook andere geldsoorten (valuta's). De waarde daarvan ten opzichte van de euro noemen we de wisselkoers. Die kan wel eens veranderen.

Van vreemd geld naar €  --> : de koers
Van € naar vreemd geld --> x de koers

Slide 9 - Tekstslide

Heb je het wel goed onthouden?

Exportquote


Importquote




Van vreemd valuta naar € 
.



Van € naar vreemde valuta
.

Open economie


Gesloten economie

Exportwaarde:nationaal inkomenx100%
Importwaarde:nationaal inkomenx100%
:koers
x koers
In verhouding tot het nationaal inkomen is er veel in- en uitvoer
In verhouding tot het nationaal inkomen is er weinig in- en uitvoer

Slide 10 - Sleepvraag

7.2 Kunnen wij vrij handelen

Slide 11 - Tekstslide

Internationale arbeidsverdeling:
Niet elk land kan alles goedkoop en snel produceren. Daarom hebben we de internationale arbeidsverdeling. Dit wil zeggen dat elk land de producten produceren die zij het beste en goedkoopste kan produceren. Door handel kan dit voordelen op leveren.

Slide 12 - Tekstslide

Oefenopdracht:
Vul de lege stukjes in (in je schrift)

Slide 13 - Tekstslide

Antwoord:

Slide 14 - Tekstslide

Oefenopdracht:
China specialiseert in IPhones en NL in Fietsen. Elk land maakt 2 stuks. Daarna ruilen ze 1 iphone tegen 1 fiets. Daarna houden ze dus 1 fiets en 1 iphone over. Vul in (in schrift): 

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord + uitleg:

Slide 16 - Tekstslide

Protectiemaatregelen:
  • Invoerrechten: Belasting op het importeren van goederen.
  • Contingentering: Er mag maar een max van producten worden ingevoerd.
  • Exportsubsidie: de overheid geeft een subsidie aan exportbedrijven zodat ze goedkoper kunnen exporteren.
  • Exportverbod:  NL of de EU kan verbieden om bepaalde producten te exporteren naar een land buiten de EU.

Slide 17 - Tekstslide

Vrijhandel en de WTO:
Vrijhandel wil zeggen dat er geen beperkingen zijn bij het exporteren en importeren van goederen. Volgens veel economen zorgt dit voor meer welvaart. De WTO zorgt dat er wereldwijd meer vrijhandel is. 
WTO= World Trade Organisatie = Wereld Handel Organisatie 

Slide 18 - Tekstslide

7.3 Nederland en de EU

Slide 19 - Tekstslide

EU: Een interne markt
Nederland is lid van de Europese Unie. Een belangrijk doel van de EU is om op economisch gebied samen te werken. De lidstaten van de Europese Unie hebben een interne markt: op economisch gebied zijn de landsgrenzen haast verdwenen.

Slide 20 - Tekstslide

  • Vrij verkeer van goederen en diensten: Goederen en diensten kunnen zonder beperkingen geïmporteerd en geëxporteerd worden.
  • Vrij verkeer van personen: Inwoners van een EU – land mogen wonen, werken en studeren in alle EU – landen zonder beperkingen.
  • Vrij verkeer van kapitaal: Elke inwoner van een EU – land mag een rekening openen in een ander EU – land, beleggen en investeren.

Slide 21 - Tekstslide

Harmonisatie in de EU
De Europese Commissie probeert de regels van de verschillende EU- landen gelijk te trekken. Dit op elkaar afstemmen van wetten en regels noemen we harmonisatie.
Je kunt hierbij denken aan:
  • Dezelfde rechten voor consumenten in alle lidstaten
  • Dezelfde milieu eisen voor producten
  • Dezelfde belastingtarieven

Slide 22 - Tekstslide

Een aantal landen binnen de Europese Unie hebben de euro als wettig betaalmiddel. Deze landen samen noemen we de Europese Monetaire Unie. Een ander woord hiervoor is de eurozone.
Redenen om toe te treden tot de eurozone:
  • Het maakt het makkelijker om te handelen:
  • Prijzen zijn eenvoudig te vergelijken met elkaar
  • Je hebt niet te maken met wisselkosten

Slide 23 - Tekstslide

EBC
De Europese Centrale Bank is de centrale bank van alle landen binnen de eurozone. (EMU)
Wat zijn de taken van de ECB?
  • De waarde van de euro bewaken, zodat je met een euro evenveel kunt kopen als bijvoorbeeld een jaar eerder. We noemen dit prijsstabiliteit.
  • De hoogte van de rente bepalen die banken moeten betalen als ze geld lenen van de ECB.
  • Het in omloop brengen van bankbiljetten

Slide 24 - Tekstslide

7.4 De wereld wordt kleiner

Slide 25 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie:

Wat is een goede internationale concurrentiepositie?
= Nederland is in staat om beter of goedkoper te produceren dan andere landen.
Ofwel: Nederland moet goederen en diensten verkopen van goede kwaliteit tegen een aantrekkelijke prijs.

Slide 26 - Tekstslide

Het behouden daarvan:
Nederland moet blijven zorgen voor:
  •  goed onderwijs
  •  goede gezondheidszorg
  •  een goede infrastructuur
  •  voldoende investeringen in innovaties

Slide 27 - Tekstslide

Nadelen globalisering: 
Welke nadelen heeft globalisering?
  • Grote bedrijven verplaatsen hun productie naar lage lonenlanden
  • Het leidt tot een ongelijke welvaartsverdeling: landen met een slechte concurrentiepositie raken verder achterop.
  • Het is slecht voor het milieu  kappen van bomen en het uitsterven van flora en fauna.

Slide 28 - Tekstslide