3.5/6 Variatie in genotypen & Evolutie

Startopdracht
Maak opdracht 5 (oud-examenopdracht) (3 min)
Blz 234
Je antwoord bespreken we klassikaal

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Maak opdracht 5 (oud-examenopdracht) (3 min)
Blz 234
Je antwoord bespreken we klassikaal

Slide 1 - Tekstslide

Variatie in genotypen

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Afsluitende opdracht stambomen
Leerdoelen
Uitleg
Opdrachten
Check leerdoelen
Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.

Slide 4 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
2 willekeurige  geslachtscellen
= steeds andere genotypen

kunstmatige selectie
= gunstige erfelijke eigenschappen

veredeling 
= doorkweken beste exemplaar

Slide 5 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting

Landbouwgewassen
= ongeslachtelijke voortplanting

  • stekken
  • knollen
  • weefselkweek 

Slide 6 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting

  • altijd hetzelfde genotype
  • niet altijd hetzelfde   fenotype
  • afhankelijk van   milieuomstandigheden

Slide 7 - Tekstslide

Mutatie

Slide 8 - Tekstslide

Mutatie
Voordien
Nadien

Slide 9 - Tekstslide

mutatie in lichaamscel 





 mutatie in geslachtscel

Slide 10 - Tekstslide

mutatie in lichaamscel / mutatie in geslachtscel

Slide 11 - Tekstslide

Uiting in fenotype= mutant

Slide 12 - Tekstslide

Mutagene invloeden
Verhogen de frequentie van mutaties

- schadelijke stoffen, bijvoorbeeld tabaksrook of asbest
- straling, bijvoorbeeld UV, radioactieve straling of Röntgen

Slide 13 - Tekstslide

Kanker = mutatie op mutatie
- kankercellen leven langer
- kankercellen gaan niet dood na verloop van tijd
- kwaadaardig: groeien in gezond weefsel, dit kan daardoor zijn funtie niet meer uitvoeren

Slide 14 - Tekstslide

Goedaardig

Slide 15 - Tekstslide

Kwaadaardig

Slide 16 - Tekstslide

kanker

Slide 17 - Tekstslide

uitzaaiingen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Evolutie

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.

Slide 21 - Tekstslide

Soort
Ras

Slide 22 - Tekstslide

De rijken... en dan?
  • Rijken --> heel globaal, dus verder indelen
 
  • Vervolg: Afdeling – Klasse – Orde – 
  •   Familie – Geslacht – Soort (-rassen/ondersoort).
  • Ras = verschillende vorm van 1 soort

ezelsbruggetjes:
Alle Rode Apen Kunnen Ook Fietsen G' S


Slide 23 - Tekstslide

Soorten en ras
Organismen behoren tot hetzelfde soort:
  • als ze zich samen kunnen voortplanten
  • en de nakomelingen vruchtbaar zijn

Slide 24 - Tekstslide

Wat is evolutie
De ontwikkeling van het leven waarbij soorten  ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 25 - Tekstslide

evolutie theorie.
de evolutie theorie gaat uit van de volgende onderdelen:
-mutaties: verandering in genotype
-natuurlijke of kunstmatige selectie
-ontstaan nieuwe soorten door aanpassingen aan het milieu.

Slide 26 - Tekstslide

Darwin.
Darwin heeft de evolutietheorie bedacht. 

evolutie betekend ontwikkelen van leven op aarde doormiddel van mutaties en overlevingskansen.

Slide 27 - Tekstslide

Evolutietheorie:

-variatie in genotypen


-natuurlijke selectie


-ontstaan nieuwe soorten

Slide 28 - Tekstslide

Verandering in genotype


Populatie = groep individueen van dezelfde soort in een bepaald gebied


Geslachtelijke voortplanting en mutaties

Slide 29 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Soorten die beter aangepast zijn aan de omgeving zullen een grotere overlevingskans 
hebben.

Slide 30 - Tekstslide

verandering door natuurlijke selectie

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld van natuurlijke selectie
(survival of the fittest)
van evolutie

Slide 32 - Tekstslide

ontstaan nieuwe soort isolatie.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
het groter worden van een populatie

Slide 34 - Quizvraag

Hoe ontstaan nieuwe soorten?

A
Door isolatie
B
Door erfelijke variatie
C
Door natuurlijke selectie
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 35 - Quizvraag

Rassen kunnen meer van elkaar verschillen in uiterlijk dan twee verschillende soorten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Maken van de opdrachten
Th. 3.5 Variatie in genotypenTh 3. 6 Evolutie

Opdracht 1 tm 4 in het boek

Klaar? Maak de test jezelf 


Slide 37 - Tekstslide