Oefening: persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp.
1.¿No compras el periódico? Koop je de krant niet?
No hoy no ____ compro. Nee, vandaag koop ik hem niet.
2. ¿Ya has invitado a Martín? Heb je Martín al uitgenodigd?
No, no ______he invitado todavía. Nee ik heb hem nog niet uitgenodigd.
3. ¿Has visto a Eva? Heb je Eva gezien?
Sí, _________he visto en el mercado. Ja ik heb haar op de markt gezien.
4. ¿Conoces al señor Fernández? Sí, __________conozco bien.Ken je meneer Fernández? Ja ik ken hem goed
5.Juan ________espera en la puerta del cine. Juan wacht op je bij de ingang van de bioscoop.