Doel-middel:Het doel is wat je bereiken wilt. Het middel helpt je hiermee.
Er zijn verschillende signaalwoorden zoals: waarmee, zodat, om te, door middel van, met behulp van
Voorbeeld: Ik ga een week lang leren, zodat ik een goed cijfer haal.
Doel: een goede cijfer halen
Middel: een week lang leren
Voorwaarde:
Een voorwaarde herken je aan signaalwoorden, zoals: als... (dan), indien.
Bijvoorbeeld: Als je nu t/m opdracht 3 maakt, krijg je geen huiswerk.
Je wilt geen huiswerk hebben. Voorwaarde: maak nu tot en met opdracht 3.