o Ik kan uitleggen hoe ik de
persoonsvorm in een zin kan vinden
o Ik kan uitleggen hoe ik het onderwerp in een zin kan vinden.
o Ik kan uitleggen hoe ik het lijdend voorwerp in een zin kan vinden.
o Ik kan uitleggen hoe ik het meewerkend voorwerp in een zin kan vinden.
o Ik kan de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerpbenoemen in een zin.