basiszorg week 7 voeding en vocht

Voeding en vocht
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voeding en vocht

Slide 1 - Tekstslide

waar denk je aan bij ondersteunen van voeding en vocht?

Slide 2 - Woordweb

waarom hebben wij voeding nodig?
A
om te groeien
B
om goed te kunnen functioneren
C
om te slapen
D
om te sporten

Slide 3 - Quizvraag

  • Je lichaam heeft elke dag genoeg voeding en vocht nodig om goed te kunnen functioneren. 
  • Een mix van verschillende soorten voedingsstoffen is belangrijk. 
  • De balans van vocht in het lichaam noemen we de vochthuishouding. 
  • Bij gezonde personen die voldoende drinken, regelt het lichaam zelf de vochthuishouding. 
  • Zorgvragers die last hebben van vochtophoping of uitdroging, moet je ondersteunen. Op die manier komen ze weer tot de juiste vochtbalans.

Slide 4 - Tekstslide

voedingsstoffen
  • Bouwstoffen: Deze zijn nodig voor vernieuwing van cellen en weefsels en voor de opbouw van het lichaam.
  • Beschermende stoffen: Deze stoffen zijn ook nodig om de kans op een ziekte te verlagen.
  • Brandstoffen: Deze stoffen leveren energie aan het lichaam. Dit is nodig voor alles wat je lichaam doet, zoals ademhalen, voedsel verteren en een goede hartfunctie.

Slide 5 - Tekstslide

  • Als het eten en drinken verstoord raakt, kan dit allerlei verschillende gevolgen hebben. 
  • Bij kinderen en jongeren zorgt ongezonde voeding of een gestoord eetpatroon bijvoorbeeld voor:
  • minder goed groeien;
  • problemen met de darmen en tanden;
  • ondergewicht.

Slide 6 - Tekstslide

Naast ondergewicht is overgewicht ook een teken van een ongezond eet- en drinkpatroon. Overgewicht komt steeds vaker voor. Het kan gevolgen hebben voor het hart en de bloedvaten en zorgt ook voor problemen met de gewrichten. Overgewicht veroorzaakt verschillende klachten, zoals:

een hoge bloeddruk;
onvruchtbaarheid;
suikerziekte.
Daarnaast brengt het vaak ook psychosociale problemen met zich mee, zoals:
depressie;
gepest worden;
een laag zelfbeeld.
Het dagelijks leven van zorgvragers wordt door een verstoord voedingspatroon dus beïnvloed. Bij ernstige ondervoeding kunnen de gevolgen zelfs levensbedreigend zijn.

Slide 7 - Tekstslide

wat is een gevolg van ondervoeding?

Slide 8 - Woordweb

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

hoe brengen wij de voedingstoestand van een zorgvrager in kaart?

Slide 11 - Open vraag

  • Met de voedingstoestand bedoelen we hoe het met iemand gaat op het gebied van voeding. We meten de voedingstoestand van de zorgvrager met een aantal objectieve parameters. Objectief betekent dat de parameters vaststaan. 
  • De parameters hangen dus niet af van je mening als zorgprofessional, maar zijn meetbaar. Met deze objectieve parameters bepalen we wat de beste behandeling is voor de zorgvrager. De parameters voor het bepalen van de voedingstoestand van de zorgvrager zijn:
  • BMI (lengte en gewicht);
  • het percentage van gewichtsverlies in een korte periode;
  • de leeftijd van de zorgvrager;
  • het aantal dagen waarop de zorgvrager weinig of geen voeding innam;
  • de diagnose en het ziektebeloop, als die beschikbaar zijn;
  • ontstekingswaarden in het bloed, zoals CRP en albumine:
  • CRP is een eiwit dat de lever produceert en dat toeneemt wanneer een ontsteking is ontstaan;
  • albumine is een belangrijk eiwitmolecuul in het bloedplasma.

Slide 12 - Tekstslide

We letten ook op oedeem of uitdroging bij de zorgvrager. Oedeem is een vochtophoping in het lichaam, die bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door een gebrek aan eiwitten. Door de huid van de zorgvrager in te drukken kan je testen op oedeem 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

wat is een symptoom voor uitdroging?

Slide 15 - Woordweb

de zorgvrager heeft mogelijk last van uitdroging als je de volgende signalen bij hem of haar ziet:

  • donkergekleurde urine; weinig tot geen urineproductie;
dorst; een droge mond en tong;
hoofdpijn; obstipatie;
een versnelde ademhaling; een versnelde hartslag;
ogen die diep in de oogkassen liggen;
koude armen en benen;
niet zweten terwijl het warm is;
huilen zonder tranen; mindere elasticiteit van de huid;
lusteloosheid; verwarring;
sufheid;
neiging tot flauwvallen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

vochtbalans....

Slide 19 - Tekstslide

wat is een vochtbalans?

Slide 20 - Open vraag

vochtbalans is:
het in balans houden van de vochthuishouding.
dit doen we door letterlijk bij te houden wat iemand aan vocht inneemt en wat eruit gaat 

Slide 21 - Tekstslide

positief of negatief?
positief betekend: er is meer in gekomen aan vocht (dan eruit gegaan)
Negatief betekend: Er is meer uitgegaan  aan vocht dan erin gegaan. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

voorbeeld:
dhr jansen neemt een glas water bij het innemen van zijn pillen. In een glas zit 150 ml 
later neemt hij nog een lekker kopje koffie, in een kopje zit 125 ml.
Hij moet ook nog plassen en plast 200 ml
wat is zijn vochtbalans dan?

Slide 25 - Tekstslide

wat is de vochtbalans van mw bakker?
Ze drinkt 150 ml water 125 ml thee en eet 200 ml yoghurt, ze plast 250 ml
A
200 ml
B
250 ml
C
225 ml
D
275 ml

Slide 26 - Quizvraag

dhr jansen drinkt 150 ml water, 125 ml koffie en plast 250 ml is zijn vochtbalans dan positief of negatief?
A
positief
B
negatief

Slide 27 - Quizvraag

nog 1, mw Bakker drinkt 150 ml water, 100 ml yoghurt en 150 ml thee, ze plast 300 ml en braakt 200 ml, is de vochtbalans positief of negatief?
A
positief
B
negatief

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

afronding en evaluatie

Slide 32 - Tekstslide