In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Grammatica
Slide 1 - Tekstslide
Grammatica herhaling
- H1: woordsoorten
- H2: zinsdelen
- H3: bedrijvende en lijdende vorm
- H4: bijzinnen
- H5: voegwoorden
- H6: werkwoorden in samengestelde zinnen
- H7: tussenwerpsel
- H8: betrekkelijk voornaamwoord
Slide 2 - Tekstslide
H4 Bijzinnen
Kan er 'niet' of 'gisteren' tussen het onderwerp en persoonsvorm?
De voetbaltrainer is streng, want iedereen moet vijftig push-ups doen.
Slide 3 - Tekstslide
Oefening
De buurman is aardig, hoewel ik wel van hem zijn gras moet maaien, terwijl hij niets uitvoert!
Slide 4 - Tekstslide
De buurman is aardig,
A
Hoofdzin
B
Bijzin
Slide 5 - Quizvraag
hoewel ik wel van hem zijn gras moet maaien,
A
Hoofdzin
B
Bijzin
Slide 6 - Quizvraag
terwijl hij niets uitvoert!
A
Hoofdzin
B
Bijzin
Slide 7 - Quizvraag
Voegwoorden
Muziek of stilte?
De docenten en leerlingen
Ella kiest Duits, maar Tom heeft liever Frans als vreemde taal
Weet je al of je morgen ook komt?
Slide 8 - Tekstslide
H5 Voegwoorden
Nevenschikking en onderschikking
Nevenschikking ontstaat als twee hoofdzinnen of twee bijzinnen op elkaar aansluiten. Het gaat hier dus om twee gelijke zinnen. Als dit niet zo is, is er sprake van onderschikking. In dat geval is er een hoofdzin aan een bijzin gekoppeld.
Slide 9 - Tekstslide
Nevenschikking en onderschikking kunnen samen in een zin voorkomen.
Een voegwoord verbindt woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar. Er zijn twee soorten:
Nevenschikkend voegwoord: verbindt twee hoofdzinnen, twee bijzinnen, twee woordgroepen of twee woorden met elkaar;
Onderschikkend voegwoord: verbindt een hoofdzin met een bijzin.