3h - grammatica 1

Grammatica
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica herhaling
- H1: woordsoorten​
- H2: zinsdelen​
- H3: bedrijvende en lijdende vorm​
- H4: bijzinnen​
- H5: voegwoorden​
- H6: werkwoorden in samengestelde zinnen​
- H7: tussenwerpsel​

- H8: betrekkelijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

H4 Bijzinnen
Kan er 'niet' of 'gisteren' tussen het onderwerp en persoonsvorm?

De voetbaltrainer is streng
, want iedereen moet vijftig push-ups doen. 


Slide 3 - Tekstslide

Oefening
De buurman is aardig, hoewel ik wel van hem zijn gras moet maaien, terwijl hij niets uitvoert!

Slide 4 - Tekstslide

 De buurman is aardig,
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 5 - Quizvraag

hoewel ik wel van hem zijn gras moet maaien,
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 6 - Quizvraag

terwijl hij niets uitvoert!
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 7 - Quizvraag

Voegwoorden
Muziek of stilte?
De docenten en leerlingen
Ella kiest Duits, maar Tom heeft liever Frans als vreemde taal
Weet je al of je morgen ook komt?

Slide 8 - Tekstslide

H5 Voegwoorden
Nevenschikking en onderschikking 
Nevenschikking ontstaat als twee hoofdzinnen of twee bijzinnen op elkaar aansluiten. Het gaat hier dus om twee gelijke zinnen. Als dit niet zo is, is er sprake van onderschikking. In dat geval is er een hoofdzin aan een bijzin gekoppeld.   

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikking en onderschikking kunnen samen in een zin voorkomen. 

Een voegwoord verbindt woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar. Er zijn twee soorten: 
  • Nevenschikkend voegwoord: verbindt twee hoofdzinnen, twee bijzinnen, twee woordgroepen of twee woorden met elkaar; 
  • Onderschikkend voegwoord: verbindt een hoofdzin met een bijzin.  

Slide 10 - Tekstslide

Voegwoorden


Nevenschikkende voegwoorden: Dus, en, maar, of, want 


Onderschikkende voegwoorden: Aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat, zodra 


Slide 11 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?
Opdracht 2 op p.73
Noteer de 12 voegwoorden uit de zinnen.
Dit doe je individueel 
10 minuten
Dan bespreken we het

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 3

Slide 13 - Tekstslide