In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Nabespreking
Slide 1 - Tekstslide
intraveneus
intramusculair
subcutaan
oraal
oromucosaal
rectaal
Slide 2 - Sleepvraag
Antwoorden van de sleepvraag
past bij paragraaf 2.1-2.3.
Slide 3 - Tekstslide
klein wedstrijdje
Hierna:
- maak even groepjes van 2-3 personen. > 1 iemand vult in hier. De anderen vullen niks in.
- noem in 1 minuut zo veel mogelijk verschillende toedieningsvormen
Slide 4 - Tekstslide
Noem in 1 minuut zoveel mogelijk verschillende toedieningsvormen. Degene met de meeste wint
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Deze term beschrijft: de hoeveelheid medicatie die per 24 uur (dag) moet worden ingenomen.
A
therapeutische concentratie
B
dosering
C
toxische concentratie
D
biologische beschikbaarheid
Slide 7 - Quizvraag
Deze term beschrijft: De concentratie waarbij voldoende werkzaamheid van het medicijn in het bloed wordt bereikt en waarbij de bijwerkingen die optreden aanvaardbaar zijn
A
toxische concentratie
B
toedieningsfrequentie
C
plasmaconcentratie
D
therapeutische concentratie
Slide 8 - Quizvraag
Deze term beschrijft: Hoeveelheid werkzame stof die per toediening van een medicatie, systemisch in het lichaam vrijkomt
A
therapeutische concentratie
B
dosering
C
biologische beschikbaarheid
D
toxische concentratie
Slide 9 - Quizvraag
Deze term beschrijft: De concentratie waarbij voldoende werkzaamheid van het medicijn in het bloed wordt bereikt en waarbij de bijwerkingen die optreden aanvaardbaar zijn
A
toxische concentratie
B
toedieningsfrequentie
C
plasmaconcentratie
D
therapeutische concentratie
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
zijn er nog vragen over de terminologie?
Slide 12 - Tekstslide
de 4 fasen van de farmcokinetiek.
Absorptie
distributie
metabolisme
eliminatie
Slide 13 - Sleepvraag
Zorg dat je ze zo kunt opnoemen en uitleggen wat het inhoudt
Slide 14 - Tekstslide
Absorptie
Distributie
metabolisatie
excretie
Farmacokinetiek: hoe gaat medicatie door het lichaam
Opname via darm of vaatstelsel en zo door de rest van het lichaam.
Verdeling in het lichaam (lever verdeelt de werkzame stof)
Omzetting door het lichaam (medicijn>metabolieten)
Uitscheiding (via nieren, longen, speeksel maag/darmstelsel, zweet en moedermelk).
Slide 15 - Sleepvraag
Morfine
2-3 uur
Staat boven het schema.
IV 20 min
Epiduraal 6-30 min
Sc 50-90 min
Im 30-60 min,
Oraal 1 uur
Rectaal 20-60 min
amiodaron
amiodaron 20-100 dagen
Iv 15 min,
Oraal therapeutisch na 2dagen-2 weken
Amoxicilline
1-1.5 uur
Iv 1 uur, oral 1-2 uur
Paracetamol
2.7 uur volw, 1.5-2 uur bij kinderen
0.5-2 uur tablet. Rect 1-2 uur
Acenocoumarol
Acenocoumarol 8-11 uur
1-3 uur
Kijk je eigen antwoorden even na (5 minuten)
Slide 16 - Tekstslide
Een zorgvrager smeert zalf op haar arm, omdat ze daar lokaal eczeem heeft. Stelling: je hebt hier te maken met een firstpass effect en biologische beschikbaarheid.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Een zorgvrager spuit een spray onder haar tong. Dit middel werkt systemisch en komt in de goede chemische vorm in het bloed na opname Stelling: je hebt hier te maken met het first-pass effect
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Een zorgvrager spuit een spray onder haar tong. Dit middel werkt systemisch en komt in de goede chemische vorm in het bloed na opname Stelling: je hebt hier te maken met biologische beschikbaarheid
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Een zorgvrager gebruikt pijnstillers in orale vorm, morfine. maar omdat ze ziek wordt lukt het slikken niet meer en gaat ze ipv orale inname naar injecties. welke uitspraak klopt?
A
de dosering kan hetzelfde blijven.
B
de dosering moet wrs omhoog ivm de biologische beschikbaarheid
C
de dosering moet wrs omlaag ivm de biologische beschikbaarheid
D
ik weet het niet.
Slide 20 - Quizvraag
furosemide IV
fentanylpleister
metoprolol
furosemide oraal
vraag 3. werkblad de biologische beschikbaarheid bij.....
90 %
50%
45 %
100 %
Slide 21 - Sleepvraag
Nog problemen met?
Welke orale middelen mogen niet gebroken of gemalen?
3 redenen waarom je een medicijn met veel koud water moet innemen?
Waarom je sommige middelen voor, tijdens of juist na het eten moet innemen?
Wat is een standaarddosering?
Slide 22 - Tekstslide
Welke voedingsmiddelen heb je gevonden die een interactie aangaan met geneesmiddelen?