Les 1 Elektrische stroom

DEZE LES
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

DEZE LES

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Om een elektrische stroom- kring te maken heb je drie onderdelen nodig:
  1. een spanningsbron, 
  2. snoeren
  3. verbruiker

Slide 2 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Wat is de functie van ieder onderdeel?
De spanningsbron levert de elektrische energie.
Spanningsbronnen kunnen we verdelen in drie groepen:
  1. chemische: batterijen (foto) en accu's
  2. beweging: dynamo's en generatoren
  3. licht: zonnecellen

Slide 3 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Wat is de functie van ieder onderdeel?
De snoeren vervoeren de elektrische energie naar de verbruiker.
Snoeren zijn gemaakt van geleiders.

Slide 4 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Wat is de functie van ieder onderdeel?
De verbruiker zet de elektrische energie om in een andere vorm van energie.
Een lamp zet elektrische energie om in licht en warmte.
Een ventilator zet elektrische energie om in beweging

Slide 5 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Hoe ontstaat een elektrische stroom?
  • Een geleider is een stof die de elektrische stroom doorlaat, bekende geleiders zijn metalen.
  • In metalen zitten negatief geladen deeltjes, deze deeltjes kunnen vrij bewegen door het metaal.
  • Deze negatief geladen deeltjes noemen we elektronen.

Slide 6 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Hoe ontstaat een elektrische stroom?
  • Een geleider is een stof die de elektrische stroom doorlaat, bekende geleiders zijn metalen.
  • In metalen zitten negatief geladen deeltjes, deze deeltjes kunnen vrij bewegen door het metaal.
  • Deze negatief geladen deeltjes noemen we elektronen (blauw).

Slide 7 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Hoe ontstaat een elektrische stroom?

Slide 8 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Hoe ontstaat een elektrische stroom?
De snelheid waarmee de elektrische energie door de elektronen verplaatst wordt kun je meten met een stroommeter of een amperemeter.
spanningsbron
snoeren
verbruiker
stroommeter

Slide 9 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
1 A = 1000 mA

Slide 10 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom

Slide 11 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
De stroomsterkte in een serieschakeling:
  • Als je 1 lampje losdraait gaan alle lampjes uit.
  • De stroomsterkte in een serieschakeling is overal even groot. 
  • De stroometer mag je overal neerzetten.
  • Ib = I1 = I2 = I3
  • Ub = U1 + U2 + U3

Slide 12 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
De stroomsterkte in een parallelschakeling:
  • Als je 1 lampje losdraait blijven de andere lampjes aan.
  • De stroomsterkte is niet overal even groot. 
  • Het maakt wel uit waar je de stroommeter plaatst.
  • Ib = I1 + I2 + I3
  • Ub = U1 = U2 = U3

Slide 13 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
De stroomsterkte in een gemengde schakeling:
  • De gemengde schakeling heeft kenmerken van de serieschakeling en de parallelschakeling
  • Ib = I1 = I2 + I3
  • Ub = U1 + (U2 = U3)

Slide 14 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Welk lampje gaat uit als je ...

  1. ... lampje 1 losdraait?
  2. ... lampje 2 losdraat?
  3. ... lampje 3 losdraat?
  4. ... lampje 4 losdraait?

Slide 15 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Welk lampje gaat uit als je ...
  1. ... lampje 1 losdraait?                    allemaal
  2. ... lampje 2 losdraat?                   lampjes 2 en 3
  3. ... lampje 3 losdraat?                   lampjes 2 en 3 
  4. ... lampje 4 losdraait?                 alleen lampje 4

Slide 16 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Alle lampjes zijn hetzelfde.
De stroom door lampje 3        is 200 mA.

Hoe groot is de stroomsterkte door lampjes 1, 2 en 4?

Slide 17 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
Alle lampjes zijn hetzelfde.
De stroom door lampje 3            is 200 mA.

Hoe groot is de stroomsterkte door lampjes 1, 2 en 4?
  • lampje 2 = 200 mA 

  • lampje 4 = 200 mA
  • lampje 1 = 400 mA

Slide 18 - Tekstslide

2.1 Elektrische stroom
De batterij levert een stroomsterkte van 0,30 A.

Hoe groot is de stroomsterkte door lampjes 1 t/m 5?

  • lampjes 1 en 2: 0,30 / 2 = 0,15 A
  • lampjes 3,4,5 = 0,30 / 3 = 0,10 A

Slide 19 - Tekstslide

AFSLUITING

Slide 20 - Tekstslide