4.3 De Evolutietheorie

4.3 Evolutie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.3 Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
- Voorkennis
- Uitleg 4.3 deel 1
- Opdrachten maken

Voorkennis
1. Wat is 'survival of the fittest'?
2. Waarom zijn wij allemaal verschillend?
Leerdoelen
4.3.1 Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
4.3.2 Je kunt manieren van reproductieve isolatie beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evolutie
Evolutie = ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen.

Voorwaarden voor evolutie:
1. Er is genetische variatie binnen de populatie
2. Er is een strijd om voorzieningen (voedsel, ruimte, partners)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genetische variatie 
Ontstaat door:
1. Mutaties 
Kleine veranderingen in de DNA code ontstaan door foutjes tijdens meiose, invloed van mutagene stoffen  en straling.
2. Recombinatie
Als twee organismen geslachtcellen maken en samenvoegen ontstaat er een nieuw individu die een combinatie is van de eigenschappen van zijn ouders.

Niet door: 
Genexpressie = tot uiting komen van genen in het fenotype. Kan wel doorgegeven worden, maar erfelijke informatie verandert hierdoor niet.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Selectiedruk
Recombinatie en mutatie --> verschillen in genotype (genetische variatie) --> verschillen in fenotype --> mogelijk verandering in overlevingskans (natuurlijke selectie) --> meer/minder kans op nakomelingen --> meer/minder kans om genen door te geven.

Selectiedruk = invloed van milieufactoren op genetische variatie. 
- Lage selectiedruk --> veel varianten blijven leven.
- Hoge selectiedruk --> weinig varianten blijven leven (beste adaptatie).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Selectiedruk 1
Selectiedruk 2

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke selectie

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat nu als er een slang komt die vooral groene konijnen eet?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fitness
Ieder individu heeft fitness.

Fitness is de kans van een individu om te overleven en voort te planten. 

Individuen met de hoogste fitness planten het meeste voort en geven dus hun eigenschappen (genotype) het meeste door aan de volgende generatie.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft de hoogste fitness?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt bij hoge selectiedruk?
A
Alle varianten overleven
B
Weinig varianten blijven leven
C
Varianten veranderen in nieuwe soorten
D
Meer nieuwe soorten ontstaan

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
4.3 opdr. 29 t/m 34

Klaar? Lees blz. 252 t/m 254 en maak de opdrachten van 4.3 af.

Daarna --> nakijken.
Leerdoelen
4.3.1 Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
4.3.2 Je kunt manieren van reproductieve isolatie beschrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
- Voorkennis
- Uitleg 4.3 deel 2
- Opdrachten maken


Leerdoelen
4.3.1 Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
4.3.2 Je kunt manieren van reproductieve isolatie beschrijven.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is het “fittest”?
A
Een jonge leeuw met 10 nakomelingen.
B
Een oude leeuw met 10 nakomelingen.
C
Een oude leeuw zonder nakomelingen die alle gevechten wint.
D
Een jonge leeuw zonder nakomelingen die alle gevechten wint.

Slide 14 - Quizvraag

Misvatting: Leerlingen vergeten vaak te denken aan voortplantingssucces bij het begrip van ‘fittest’
A GOED
B De kans is klein dat een oude leeuw nog meer nakomelingen krijgt dan een jongere leeuw. (Deze heeft nog wel een kans om meerdere nakomelingen te krijgen)
C Leerlingen denken dat “fittest” gaat over sterk zijn
D Leerlingen denken dat “fittest” gaat over sterk zijn

Leg uit wat
natuurlijke selectie is.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer horen organisme bij dezelfde soort?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Soort
Soort = organismen zijn in staat zich onderling voort te planten en vruchtbare nakomelingen voort te brengen. 
Populatie = groep individuen van dezelfde soort die leven in een bepaald gebied en zich onderling voortplanten.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soort versus populatie
Soort:
soms zijn er twijfelgevallen.

Bijv. een deel van de nakomelingen is vruchtbaar.

Of fysiek is paren eigenlijk niet mogelijk.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van soorten
1. Reproductieve isolatie
2. Ontstaan van verschillen tussen de groepen. Door ?
3. Verschillende selectiedruk in beide milieus: natuurlijke selectie.
4. Voortplanting --> gunstige eigenschappen aan nakomelingen.

Na vele generaties zijn de groepen genetisch zo verschillend dat ze niet langer kunnen voortplanten = 2 verschillende soorten.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Opdrachten maken van 4.3:
(29 t/m 34) 35 t/m 44 

Exit ticket

Klaar? Maak de 'exitticket' opdracht op je aantekeningenblad.
 
Af voordat je de les uitgaat! 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies