klinische redeneren

Klinische redeneren
HTH woensdag bijeenkomsten
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Klinische redeneren
HTH woensdag bijeenkomsten

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Check-in
Theorie
Casus
Check-out

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Verpleegkundige proces
Gaat over het doen van je werk !

Slide 4 - Tekstslide

Verpleegkundige proces
Cyclisch proces vanaf verzamelen van gegevens tot en met evalueren van zorg:
  • Fase 1 Gegevens verzamelen om tot een verpleegkundige diagnose te komen
  • Fase 2 Planning > stellen van verpleegkundige diagnosen
  • Fase 3 Uitvoering van de vastgestelde strategie
  • Fase 4 Evaluatie Zijn de opgestelde doelen bereikt?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Klinische redeneren
Gaat over de zorgsituatie !

Slide 7 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een lichamelijk probleem

Slide 8 - Open vraag

geef een voorbeeld van een psychisch probleem

Slide 9 - Open vraag

geef een voorbeeld van een sociaal probleem

Slide 10 - Open vraag

Klinisch redeneren:
Observaties en interpretaties structureren 
Medische kennis koppelen aan observaties
Juiste vervolg stappen beredeneren

Slide 11 - Tekstslide

herhaling

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

waar staan de letters SBAR voor

Slide 16 - Open vraag

SBAR is dus een
A
redeneerhulp
B
overdrachtsprotocol
C
classificatiesysteem
D
interventie

Slide 17 - Quizvraag

sbar
situatie
backgroud -achtergrond voorgeschiedenis
assesment beoordelinh inschatting
Recommendation aanbevelingen

Slide 18 - Tekstslide

waar staan de letters SCEGS voor

Slide 19 - Open vraag

SCEGS
1. SCEGS
Somatiek: De klachten
wat is de aard, de ernst, het beloop en de duur van de klachten?
Lichamelijk onderzoek
Cognitief: Eigen ideeën en gedachten over de klachten
Waaraan schrijft u de klachten toe?

Slide 20 - Tekstslide

c
Cognitief: Eigen ideeën en gedachten over de klachten
Waaraan schrijft u de klachten toe?
Heeft bepaald gedrag invloed op de klachten (leidt tot meer of minder klachten), bewegingsangst?
Welke verwachtingen heeft u over het beloop (klachtenverergerende zaken, zoals dramatiseren of catastroferen of is er sprake van accepterende cognities)
denkt u invloed te hebben op de klachten, 

Slide 21 - Tekstslide

e
Emoties: Gevoelens in relatie tot de klachten
Bent u wanhopig, angstig, boos, ongerust, moedeloos?
Wat is de aanleiding voor deze gevoelens?

Slide 22 - Tekstslide

g
Gedrag: Acties in verband met de klachten
Vermijdt u activiteiten? Wat is de reden? Helpt het?
Gaat u zo gewoon mogelijk door met uw activiteiten? Is er een reden om de activiteiten niet aan te passen? Helpt het?
Is er sprake van werkverzuim?

Slide 23 - Tekstslide

s
Sociaal: Welke invloed is er op het dagelijks leven?
Wat wil je graag doen en lukt het?
Ligt de nadruk op fysieke beperkingen of psychologische problemen
Hoe belangrijk zijn de ervaren beperkingen?
Hoe reageert de omgeving (bezorgd, onverschillig, negatief?)
Hoe gaat het op het werk?
Zijn er financiële consequenties?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link