2KM NE L2 formuleren

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Startopdracht: lezen in je leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek 
  • Schrift /pen
timer
15:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Startopdracht: lezen in je leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek 
  • Schrift /pen
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen
  • Verwijswoorden
  • Opdrachten maken 
  • Numo
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan het voltooid deelwoord spellen.
  • Ik kan volledige zinnen schrijven.
  • Ik kan verwijswoorden juist gebruiken. 

Slide 3 - Tekstslide

Mededelingen
Wat moet ik weten?

Slide 4 - Tekstslide

Boekopdracht
  • April
  • Schrijfopdracht
  • C-boek

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tt

Slide 6 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden --> veranderen van klank in vt

Zwakke werkwoorden --> veranderen niet van klank in vt

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm vt - zwak

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm vt - zwak
Wanneer -de(n) of -te(n)?
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal er -en van af.
3. Zit de laatste letter in 't ex-fokschaap? Schrijf na de ik-vorm -te(n)
4. Zit de laatste letter en niet in? Schrijf na de ik-vorm -de(n)


Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm vt - sterk
Schrijf het woord zo kort mogelijk:
– lopen → liepen; blaas → blies.
Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd of -kk) als dat nodig is voor de uitspraak:
– rijden → reden; hebben → hadden.
Kijk naar het meervoud om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:
– ik bond, want: wij/jullie/zij bonden.
– hij beet, want: wij/jullie/zij beten.

Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd eindigt nooit op -dt.



Slide 10 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (vd)
  • Samen met een vorm van hebben, worden, zijn
  • -t of -d? Gebruik de verlengproef
  • Niet zeker? Gebruik: 't ex-fokschaap




Slide 12 - Tekstslide

Volledige zinnen
  • Iedere zin heeft een pv en een ow. 
  • Iedere zin begint met een hoofdletter.
  • Iedere zin eindigt met een leesteken (. ! ?). 

Slide 13 - Tekstslide

de- en het-woorden
De
Deze
Die
kano
Het
Dit
Dat
cadeau

Slide 14 - Tekstslide

Verwijzen naar personen en dingen

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Je werkt in stilte
  • Maak opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 216

  • Heb je vragen? Sla deze even over. Over vijf minuten kan je ze stellen.

  • Klaar? Werk in Numo aan de taak 'werkwoordspelling 1' of 'werkwoordspelling 2' (moeilijker).
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Samenwerken
  • Je mag rustig overleggen
  • Maak opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 216

  • Heb je vragen? Steek je hand op.

  • Klaar? Werk in Numo aan de taak 'werkwoordspelling 1' of 'werkwoordspelling 2' (moeilijker).

timer
25:00

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Datum:
dinsdag 9 april
Maken:
  • Maak opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 216
  • Werk 15 minuten in Numo

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan het voltooid deelwoord spellen.
  • Ik kan volledige zinnen schrijven.
  • Ik kan verwijswoorden juist gebruiken. 

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 20 - Tekstslide

Tot de volgende les!

Slide 21 - Tekstslide