- zo nauwkeurig mogelijk de weerstand bepalen uit een I,U-diagram
- rekenen met de formules voor weerstand
- uitleggen hoe weerstand de stroomsterkte beïnvloedt
Slide 2 - Tekstslide
Weerstand: hoe moeilijk kan iets erdoor heen?
Slide 3 - Tekstslide
Spanningsbron levert 160 V
Wat gebeurt er met de stroom, als de weerstand groter wordt?
Slide 4 - Tekstslide
Grootheid: Weerstand R (resistance)
Eenheid: Ohm Ω (Griekse letter omega)
R = U / I of U = I * R
Als U constant is, R wordt groter, wat moet er dan met I gebeuren?
Slide 5 - Tekstslide
weerstand varieert
R = U / I, dat verandert
als grafiek een rechte lijn is, geldt: - als U groter wordt, wordt I ook groter - als U = 0, dan I = 0 (lijn door oorsprong) - voor elk punt geldt U / I = hetzelfde! U / I = R dus R is overal hetzelfde
- recht evenredig verband
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld
Je stopt een batterij in je fietslamp. Deze levert een spanning van 4,5 V en er loopt een stroom van 0,2 A.
Bereken de weerstand van het lampje
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeeld
Je stopt een batterij in je fietslamp. Deze levert een spanning van 4,5 V en er loopt een stroom van 0,2 A.
Bereken de weerstand van het lampje
Gegeven: U = 4,5 V, I = 0,2 A Gevraagd: R Formule: R = U / I Oplossing: R = U / I = 4,5 / 0,2 = 22,5 Ω
Slide 8 - Tekstslide
Opdrachten maken
route 1: 18, 19, 20, 21 (niet c), 23, 25,
route 2: 19, 20, 23, 25, 27, 29, 30
laatste 25 minuten: practicum
Slide 9 - Tekstslide
Practicum
1. Bouw schakeling A en laat deze controleren voordat je hem aanzet.
2. Herhaal stap 1 voor B, C en D (voor blokje mag je lampje gebruiken).
3. Bouw de schakeling hier rechtsonder. Laat hem controleren voordat je hem aanzet
4. Zet de spanningsbron op 12 V. Lees de ampère- en voltmeter af.