4BK Oefenen Taalverzorging H1 t/m H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, t
• Leerjaar 4

Taalverzorging

hoofdstuk 1 t/m hoofdstuk 4

4BKT

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?

1. dhr. van Leeuwen
2. Stef van Leeuwen
3. stef van Leeuwen
4. Stef Van leeuwen

Wat is niet met een hoofdletter?

1. Begin van de zin
2. Namen
3. Zelfstandige naamwoorden (ding/persoon)
4. Bijvoeglijke naamwoorden (omschrijving)

Met of zonder hoofdletter?

1. December
2. december

Hoofdletter of geen hoofdletter?

1. Kerstcadeau
2. kerstcadeau

Wat is een ander woord voor leestekens?

Schrijf de zin over. Plaats hoofdletters en leestekens.

houd jij ook zo van chocolade boterkoek en snoep

Er staan geen leestekens in de zin. Schrijf de zin op met leestekens.
ik hou niet van appeltaart zei ik

Er staan geen leestekens in de zin. Schrijf de zin op met leestekens.
ontdekt hij het verstopte kind

Er staan geen leestekens in de zin. Schrijf de zin op met leestekens.
demeestergeeftonsles

Werkwoordspelling moeilijk? Ben je mal! Je volgt gewoon het stroomschema. Je begint altijd met het beoordelen of het werkwoord een [                              ] is. Daarna kijk je naar de [                            ] van de zin. 

De [                          ] van het werkwoord vind je door -en weg te halen. 

Je gebruikt de regel van [                              ] alleen in de

[                        ] tijd. Eindigt de stam op een van die medeklinkers? Dan voeg je [                        ] toe. 

Bij het [                                       ] werkwoord schrijf je het woord zo [                             ] mogelijk, maar alleen als de uitspraak het toelaat.

De infinitief is een onafhankelijk werkwoord; De vorm is niet afhankelijk van hoeveelheid of tijd. Dit is altijd het [                                  ].

persoonsvorm

tijd

stam

't ex-kofschip

tegenwoordige

verleden

+te

+de

bijvoeglijk gebruikte

kort

lang

hele werkwoord

Wat is de juiste spelling?

1. kabeljauw
2. kabeljouw

Wat is de juiste spelling?

1. zeeën
2. zeëen

overige spelling

Wat is de juiste spelling?

1. niveaus
2. niveau's

Wat is de juiste spelling van....

1. interview
2. intervieuw
3. inteview

Wat is de juiste spelling?

1. cafés
2. kiwis
3. autos
4. babys

Wat is de juiste spelling van....

1. verassing
2. verrasing
3. verrassing

Welke spelling is goed ?

Wat is de correcte spelling van het woord ...

1. ekseem
2. exeem
3. eczeem
4. exseem

Wat is de juiste spelling?

1. logé
2. loge

Wat is de juiste spelling?

1. taxietje
2. taxi'tje

Welke spelling is juist?

Ik ... moe van spelling.

1. wordt
2. wort
3. word

Wat is de juiste spelling?

1. babys
2. baby's

Wat is de juiste spelling?

1. ideën
2. ideeën

wat is de juiste spelling

1. olieen
2. olien
3. oliën
4. olieën

Wat is het meervoud?

1. machine
2. machientjes
3. machines

Als de persoonsvorm meervoud is, moet het onderwerp ook meervoud zijn.

1. Waar
2. Niet waar

Meervoud

1. Melodiën
2. Melodieën
3. Bacteriën
4. Bacterieën

meervouden

Wat is het meervoud van idee?

1. idees
2. ideeen
3. ideeën
4. ideën

Meervoud

1. taxis
2. taxi's
3. taxies
4. taxie's

Wat is een trap van vergelijking?

1. groot-klein Zwaar -licht
2. Mooi-mooier-mooist
3. Ten eerste, ten tweede, ten derde
4. maar, echter, desondanks, hoewel

Wat is de juiste volgorde
bij deze trap van vergelijking?

1. graag - liefst - liever
2. liefst - liever - graag
3. graag - grager - graagst
4. graag - liever - liefst

Wat is een goede trap van vergelijking?

1. lang, langer, langst
2. langst, langer, lang
3. lang, langst, langer
4. langer, lang, langst

Welke trap van vergelijking is correct?

1. goed-beter-best
2. goed - best - meest goed
3. goed-goeder-goedst
4. goed - beter - meest beter

Wat is de trap van vergelijking van
weinig

1. weinig - weiniger - weinigst
2. weinig, minder, minst
3. minder, minst, allerminst
4. weinig, minder, niks

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 

Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

voegwoorden

verwijswoorden

omdat

terwijl

ze

hij

die

hierdoor

hoewel

wat

Verwijswoorden

Geen verwijswoorden

ze

kijkt

rond

hij 

mompelt

kleur