Stel, een schrijver geeft in een alinea voorbeelden en / of nadere uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken. Welke functie heeft deze alinea?
A
Argumentatie
B
Toelichting
C
Conclusie
D
Bewijs
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Stel, een schrijver geeft in een alinea voorbeelden en / of nadere uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken. Welke functie heeft deze alinea?
A
Argumentatie
B
Toelichting
C
Conclusie
D
Bewijs
Slide 1 - Quizvraag
Stel, een schrijver geeft in een tekstgedeelte verschillende redenen waarom hij iets vindt.
Welke functie heeft dit tekstgedeelte?
A
Argumentatie
B
Oplossing
C
Probleemstelling
D
Afweging
Slide 2 - Quizvraag
Een tekst heeft de structuur: inleiding, oplossing 1, oplossing 2, oplossing 3, keuze voor oplossing 3. Welke functie heeft het middenstuk van deze tekst onder andere?
A
Opsomming
B
Advies
C
Constatering
D
Nuancering
Slide 3 - Quizvraag
Een tekst heeft de structuur: inleiding, oplossing 1, oplossing 2, oplossing 3, keuze voor oplossing 3. Welke functie heeft het slot van de tekst?
A
Afweging
B
Samenvatting
C
Tegenstelling
D
Oproep
Slide 4 - Quizvraag
Je kunt je neefje niet alleen thuis laten. Dat doe je met je eigen kind toch ook niet?
A
Feitelijk argument
B
vergelijkingsargument
C
emotioneel argument
D
moreel argument
Slide 5 - Quizvraag
Nederland telt meer vrouwen dan mannen, dat blijkt uit onderzoek van het CBS.
A
Feitelijk argument
B
Nut of ongewenst gevolg
C
veronderstelling
D
moreel argument
Slide 6 - Quizvraag
School moet een uur later beginnen, omdat leerlingen dan beter uitgerust zijn.
A
Gezagsargument
B
Feitelijk argument
C
Emotioneel argument
D
Nut of (ongewenst) gevolg
Slide 7 - Quizvraag
Dimitri Verhulst is een goede schrijver. Dat zegt mijn docent Nederlands.
A
ervaringsargument
B
veronderstelling
C
gezagsargument
D
vergelijkingsargument
Slide 8 - Quizvraag
De schooldag moet een uur korter. Ik kan me zelf nooit zo lang concentreren.
A
Ervaringsargument
B
Emotioneel argument
C
Moreel argument
D
Nut of (ongewenst) . gevolg
Slide 9 - Quizvraag
Roken moet verboden worden want je kan er longkanker van krijgen en anderen hebben er last van.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend
C
Enkelvoudig
D
Neven- en onderschikkend
Slide 10 - Quizvraag
Roken moet verboden worden want je kunt er enge ziektes van krijgen zoals longkanker.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend
C
Enkelvoudig
D
Neven- en onderschikkend
Slide 11 - Quizvraag
Huiswerk moet afgeschaft worden want het heeft weinig nut.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend
C
Enkelvoudig
D
Neven- en onderschikkend
Slide 12 - Quizvraag
Welke tekststructuur is het? De inleiding gaat over een standpunt.
A
probleem-en-oplossingstructuur
B
voor-en-nadelenstructuur
C
verschijnsel-en-besprekingstructuur
D
bewering-en-argumentatiestructuur
Slide 13 - Quizvraag
Welke tekststructuur is het? In het slot staat een afweging en aanbeveling.