Taalverzorging 4.1 Duidelijk formuleren
1 / 28
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Die agent daar ...... ons gisteren door te lopen. (beduiden)
A
beduidt
B
beduide
C
beduid
D
beduidde
Slide 4 - Quizvraag
Het ...... fietspad is nu veel veiliger. (verbreden)
Slide 5 - Open vraag
Moeder ....... zo direct je jas vast. (vastspelden)
Slide 6 - Open vraag
Karin heeft ons ......, dat we bij haar moesten komen eten. (zeggen)
Slide 7 - Open vraag
Zaterdag/zaterdag
A
Zaterdag
B
zaterdag
Slide 8 - Quizvraag
Wat is juist gespeld?
A
Tweede Kamer
B
tweede kamer
C
Tweede kamer
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
RTL4programma
B
RTL4-programma
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
Audiouitgang
B
Audio-uitgang
Slide 11 - Quizvraag
Hoofdletters
Wat is goed?
Wat is goed?
A
Voor veel mensen is God belangrijk.
B
Voor veel mensen is god belangrijk.
Slide 12 - Quizvraag
Hoofdletters
Wat is goed?
Wat is goed?
A
De rijn loopt door duitsland en nederland.
B
De rijn loopt door Duitsland en Nederland.
C
De Rijn loopt door Duitsland en Nederland.
D
De Rijn loopt door duitsland en nederland.
Slide 13 - Quizvraag
Samenstellingen
A
vissekom
B
vissenkom
Slide 14 - Quizvraag
Samenstellingen
A
fantasieboeken
B
fantasie boeken
C
fantasyboeken
D
fantasy boeken
Slide 15 - Quizvraag
In welke zin is de interpunctie correct?
A
Studenten die weinig colleges volgen, kunnen daar spijt van krijgen.
B
Studenten, die weinig colleges volgen, kunnen daar spijt van krijgen.
