In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Argumentatieve vaardigheden
5H 6V
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Voorkennis
Argumentatieschema's
Slide 3 - Tekstslide
Zijn cavia’s zijn erg ziek. Daardoor is voor hem op dit moment zijn examen van minder belang. Argumentatie op basis van:
A
Kenmerk of eigenschap
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Voorbeelden
Slide 4 - Quizvraag
Debradge is eigenlijk nog een groot kind (standpunt), want het liefst speelt hij nog met zijn piratenlego (argument).
A
Kenmerk of eigenschap
B
Oorzaak-gevolg
C
Vergelijking
D
Voorbeelden
Slide 5 - Quizvraag
Je kunt absoluut niet op Erica Kattenbende rekenen (standpunt). Zo kwam ze gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen ze dat verjaardagscadeautje zou kopen, was ze dat ook vergeten. (argumenten).
A
Kenmerk of eigenschap
B
Voorbeelden
C
Oorzaak-gevolg
D
Autoriteit
Slide 6 - Quizvraag
Als Erica meegaat, dan krijgen we vast ruzie (standpunt). De vorige keer dat ze meeging, liep het ook uit de hand (argument).
A
Vergelijking
B
Voorbeelden
C
Oorzaak-gevolg
D
Voor- en nadelen
Slide 7 - Quizvraag
Drogredenen: voorkennis activeren
Slide 8 - Tekstslide
DuBradge is een hooligan (standpunt), want hij zit onder de tattoos (argument)
A
Onjuist beroep op kenmerk
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Verkeerde oorzaak-gevolgrelatie
D
Persoonlijke aanval
Slide 9 - Quizvraag
Je moet wel voor abortus zijn, anders worden straks die ongewenste kinderen slachtoffer van mishandeling.
A
Bespelen van publiek
B
Vertekenen v/h standpunt
C
Vals dilemma (onjuist beroep op voor-en nadelen)
D
Persoonlijke aanval
Slide 10 - Quizvraag
DuBradge scheldt continu in zijn video's. Zie je nu wel dat alle YouTubers asociale gasten zijn?
A
Bespelen van publiek
B
Cirkelredenering
C
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
D
Overhaaste generalisatie
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat weet jij nu van hygiëne? Je lijkt zelf wel een verzopen rat.
A
Doemscenario
B
Vals dilemma
C
Vertekenen van een standpunt
D
Persoonlijke aanval
Slide 13 - Quizvraag
Bedenk nu (in drie minuten tijd) een super originele drogreden. Werk in twee-drie- of viertallen De leukste wint punten!
Slide 14 - Open vraag
In je CE:
Argumentatiestructuren
Argumentatieschema’s
Drogredenen
Aanvaardbaarheid van argumentatie
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Verschil nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Slide 17 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie
Een argument (A21) ondersteunt een ander argument (A1)
Erica is de juiste persoon voor die baan van boekverkoopster.
↑
Zij heeft ruime ervaring in die branche (A1)
↑
Ze heeft namelijk al twee jaar bij een boekhandel gewerkt (A2)
Slide 18 - Tekstslide
nevenschikkende argumentatie
afhankelijk
Twee deelargumenten vormen samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Alleen in combinatie hebben ze kracht (ze zijn van elkaar afhankelijk).
Slide 19 - Tekstslide
S. DuBradge kan niet zonder blowen
1a. Want hij heeft het nodig zich te concentreren op zijn video's
1b. (en) aan het eind van elke video heeft hij veel concentratie nodig
Slide 20 - Tekstslide
nevenschikkende argumentatie
onafhankelijk
Bij een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.
Slide 21 - Tekstslide
Standpunt: Ik kijk niet naar de video's van DuBradge
A1: Hij is ongeloofwaardig
A2: Het is een vervelend mannetje
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Aanvaardbaarheid van argumentatie
In hoeverre kun je de argumentatie als aannemelijk beschouwen?
Inhoud (aannemelijkheid/feiten/drogredenen)
Volledigheid (belangrijkste argumenten + tegenargumenten aan bod gekomen?)
Schrijver (deskundig/betrouwbaar)
Slide 24 - Tekstslide
Waarover wil je meer uitleg? Kies uit: argumentatiestructuren, schema's, drogredenen, aanvaardbaarheid, niets
Argumentatiestructuren
Schema's
Drogredenen
Aanvaardbaarheid
Niets
Slide 25 - Poll
Voorbereiden op je oefendiscussie
1. Controle huiswerk: zijn er 3 bronnen pp meegenomen?
2. Daarna: bereid je voor op de oefendiscussie van donderdag (vandaag & morgen in de les heb je hier tijd voor)