vervolg 3.3

vervolg 3.3
Vandaag: 
nieuwe plattegrond
vooruitkijken naar de toets
planning voor de aankomende lessen
huiswerk bespreken
Huiswerk voor dinsdag 14 januari
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vervolg 3.3
Vandaag: 
nieuwe plattegrond
vooruitkijken naar de toets
planning voor de aankomende lessen
huiswerk bespreken
Huiswerk voor dinsdag 14 januari

Slide 1 - Tekstslide

Wat kun je op de toets verwachten?
  1. Je moet de verschillende verbanden kunnen herkennen in een tekst. 
  2. Je moet een standpunt kunnen herkennen evenals de argumenten die de schrijver gebruikt. Daarnaast moet je de weerlegging kunnen bepalen. 
  3. Je moet subjectieve argumenten van objectieve argumenten kunnen onderscheiden.
  4. Je moet in een tekstverband de oorzaak en het gevolg kunnen vinden en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

H3d: Planning voor de aankomende lessen
wk 3, les 1, 13 jan
wk 3, les 2, 14 jan
wk 3, les 3, 15 jan
wk 4, les 1, 23 jan:  (schakelweek)
bespreken 2.3: 10-14
via LU
bespreken hw: 3, 4, 6
doen: opdr. 17, 18
bespreken hw: 19, 21, 22
doen: opdr. 23
toets over lezen 
1.3, 2.3, 3.3 
hw: opdr. 3, 4, 6 p. 187-188
hw: opdr. 19, 21, 22 p. 197
Oefenen via Cambiumnet.nl met lezen.

Slide 3 - Tekstslide

H3c: Planning voor de aankomende lessen
wk 3, les 1, 13 jan
wk 3, les 2, 13 jan
wk 3, les 3, 14 jan
wk 4, les 1, 23 jan:  (schakelweek)
Uitleg 3.3 argumentatie + opdrachten via LU
Werken aan opdr. 10-14
nakijken opdr. 3, 4, 6, 17, 18    
Doen: opdr. 19, 21, 22, 23
toets over lezen 
1.3, 2.3, 3.3 
hw: opdr. 3, 4, 6, 17, 18
Oefenen via Cambiumnet.nl met lezen.

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Opdr. 10 t/m 14 

Slide 5 - Tekstslide

Opdr. 10: Leg het verschil uit tussen een argument en een tegenargument.

Slide 6 - Open vraag

Opdr. 10: Op welke twee manieren kan een schrijver ervoor zorgen dat zijn betoog een lezer overtuigt?
A
Hij benoemt geloofwaardige argumenten.
B
Hij benoemt en weerlegt de tegenargumenten die tegenstanders kunnen hebben.

Slide 7 - Quizvraag

Opdr. 10: Wat betekent 'weerleggen'?
A
Aantonen dat iets juist is.
B
Aantonen dat iets niet juist is.
C
Het eens zijn met de tegenstander.
D
Tegenspreken

Slide 8 - Quizvraag

Opdr. 11a
  1. Standpunt: Alle wc's op scholen moeten genderneutraal worden.
  2. Argumenten: 1: Er zijn minder meiden- dan jongenswc's 2: Transgender jongeren vermijden het om naar de wc te gaan omdat ze worstelen met de keuze voor de 'juiste' wc.

Slide 9 - Tekstslide

Opdr. 11a
  1. Tegenargument: Je lost daarmee niet het probleem op dat transgender jongeren zich niet geaccepteerd voelen door de maatschappij.
  2. Weerlegging tegenargument: Je geeft het signaal af dat een onderscheid in jongens- en meidenwc's niet meer van deze tijd is en dat iedereen zich veilig moet voelen om naar de wc te kunnen gaan.

Slide 10 - Tekstslide

Opdr. 11b en 11c
11b: Vind je de twee argumenten overtuigend?
11c: Wat vind je overtuigender? Het tegenargument dat de schrijver verwacht of zijn weerlegging van dat tegenargument?

Slide 11 - Tekstslide

Opdr. 12a: waaraan zie je dat tekst 3 een beoordeling is? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
De titel
B
De inleiding
C
aan het woord 'recensie' onder de tekst.
D
de schrijfstijl

Slide 12 - Quizvraag

opdr. 12b: Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 13 - Open vraag

opdr. 12c: Welke belangrijke informatie over het boek weet je al uit het fictiefragment in de fictie paragraaf?

Slide 14 - Open vraag

Opdr. 13a: Is er in tekst drie sprake van een tweedeling of wisselen beschrijving en beoordeling elkaar af?
A
Een tweedeling
B
Een beschrijving
C
Beschrijving en beoordeling wisselen elkaar af.

Slide 15 - Quizvraag

Opdr. 13b
  1. Alinea 1: beschrijving
  2. Alinea 2: combinatie
  3. Alinea 3: combinatie
  4. Alinea 4: combinatie (maar voor beoordeling)

Slide 16 - Tekstslide

Opdr. 13c
  1. Mona als meisje van negen
  2. Mona als vrouw van 24
  3. Mona als vrouw van 35

Slide 17 - Tekstslide

Opdr. 13d
  • Vraag: Welk verband wordt in tekst 3 gelegd tussen de eerste fase en de latere fasen in het leven van de hoofdpersoon?
  • Antwoord: Wat de hoofdpersoon heeft meegemaakt in haar jeugd, de wijze waarop ze is opgevoed, heeft duidelijk te maken gehad op de persoon die ze geworden is.

Slide 18 - Tekstslide

Informatie uit tekst 3 over de eerste fase: 

  • De moeder van de hoofdpersoon is verongelukt toen ze 9 was. De vader is hertrouwd met Marie, die niet de makkelijkste was. De vader onttrekt zich aan de opvoeding.
Informatie uit tekst 3 over latere fasen:

  • Over de latere fasen kom je niets concreets te weten, alleen algemene dingen. De nadruk in het boek ligt niet zozeer op heftige gebeurtenissen, maar meer op de ontwikkeling van Mona. 
  • Ze beseft meer en meer dat de wijze waarop ze is behandeld, eigenlijk niet normaal is. Verder maken de familierelaties een duidelijke ontwikkeling door.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag
Ga aan de slag met je huiswerk.
Opdr. 3, 4, 6 op p. 187-188
Dit doe je zelfstandig, in stilte.
Eerste vijf minuten: geen vragen.

Slide 22 - Tekstslide