4h - 3.1 Krachten en hun eigenschappen

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen welke veranderingen een
    kracht kan maken.

  2. Je kunt vijf soorten krachten noemen en
    beschrijven.

  3. Je kunt de grootte van een kracht meten
    met een veerunster.

  4. Je kunt de zwaartekracht berekenen en tekenen op schaal vanuit het juiste aangrijpingspunt.

Slide 2 - Tekstslide

Krachten kun je voelen

Slide 3 - Tekstslide

De gevolgen van een kracht kun je zien:

Slide 4 - Tekstslide

De gevolgen van een kracht kun je zien:

Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen van een kracht

Verandering van vorm

Verandering van beweging


Slide 6 - Tekstslide

Verandering van vorm:
.





Plastische vervorming                              Elastische vervorming

Slide 7 - Tekstslide

Verandering van beweging
.





Verandering van richting              Verandering van snelheid

Slide 8 - Tekstslide

Welke soort vervorming
zie je hier?
A
Elastische vervorming
B
Plastische vervorming

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen elastische en plastische vervorming?

Slide 10 - Open vraag

Zwaartekracht Fz
De kracht waarmee de aarde trekt noem je de zwaartekracht.

Slide 11 - Tekstslide

Zwaartekracht berekenen
Zwaartekracht = massa  × valversnelling

Fzw = g
Fzw : Zwaartekracht in N
m : Massa in kg
g: Valversnelling in N/kg (9,8 N/kg op aarde)

Slide 12 - Tekstslide

Een berekening maken
De massa van een gewichtje is 50 gram.
Bereken de zwaartekracht op het gewichtje.
Gegevens:

Gevraagd:

Uitwerking (F):
                         (I):
                         (A):
Controle:

Slide 13 - Tekstslide

Het blokje heeft een massa van 50 gram. Bereken de zwaartekracht

Slide 14 - Open vraag

Eigenschappen van krachten
Een kracht heeft een...
  • Grootte
  • Richting
  • Aangrijpingspunt

Je kunt een kracht tekenen als vector (pijl)

Slide 15 - Tekstslide

Werklijn van een kracht
Als je door de pijl een stippellijn trekt,
noem je dit de werklijn.

In een tekening mag je de kracht
verplaatsen over de werklijn

Slide 16 - Tekstslide

Krachtenschaal
Je kiest of krijgt een 
krachtenschaal


betekent 1 cm stelt 5 N voor

Slide 17 - Tekstslide

Krachten tekenen

Slide 18 - Tekstslide

Spierkracht Fspier
De kracht waarmee een mens (met zijn spieren) duwt of trekt noem je de spierkracht.

Slide 19 - Tekstslide

 Spankracht Fspan
De kracht waarmee een touw trekt noem je de spankracht.

Slide 20 - Tekstslide

Normaalkracht
De zwaartekracht Fz werkt naar beneden
De normaalkracht Fn werkt omhoog

De normaalkracht wordt door de tafel 
uitgeoefend op de vaas

Normaalkracht werkt altijd loodrecht op een oppervlak

Slide 21 - Tekstslide

Welke krachten herken je?

Slide 22 - Open vraag

Wat is een veer:
.




Een veer vervormt elastisch wanneer er een kracht op wordt uitgeoefend

Slide 23 - Tekstslide

Veerkracht Fveer
De kracht waarmee een veer duwt of trekt noem je de veerkracht.

Slide 24 - Tekstslide

Kracht meten
Een kracht kun je meten met een
krachtmeter / veerunster.

In een krachtmeter zit een veer die uitrekt
(langer wordt) als er aan getrokken wordt.

Slide 25 - Tekstslide

Uitrekking van de veer
De uitrekking van de veer is de lengte gemeten vanaf de nulstand.

Uitrekking = lengte - beginlengte 

Slide 26 - Tekstslide

Veerkracht berekenen


C: Veerconstante in N/m
Fv : Veerkracht in N
u: Uitrekking in m
Fv=Cu

Slide 27 - Tekstslide

Welke waarde geeft de krachtmeter aan?

Slide 28 - Open vraag

Welke waarde geeft de krachtmeter aan? Geef je antwoord in N.

Slide 29 - Open vraag

Weerstandskrachten
Weestandskrachten = krachten die tegenwerken.

1) Luchtweerstandskracht
2) Schuifweerstandskracht
3) Rolweerstandkracht

Slide 30 - Tekstslide

Luchtweerstandskracht
Omdat je de lucht opzij moet duwen, 
ondervindt je luchtweerstandskracht.
(die voel je als je hard fietst)

Je kan de luchtweerstandkracht kleiner maken door:
Frontaal oppervlak te verkleinen, of het voorwerp te stroomlijnen.




Slide 31 - Tekstslide

Schuifweerstandkracht
Een voorwerp dat over een opper-
vlak schuift, ondervindt
schuifweerstandkracht.

Je kan de schuifweerstandkracht kleiner maken door
het oppervlak zo glad mogelijk te maken.
(of groter maken voor grip!)

Slide 32 - Tekstslide

Rolweerstandkracht
Een voorwerp dat over een 
oppervlak rolt, ondervindt 
rolweerstandkracht.

Je kan de rolweerstandkracht kleiner maken door
het oppervlak zo hard mogelijk te maken.
(banden oppompen!)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 35 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 36 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 37 - Open vraag