Les 3 ZK1C 13-09-23

Welkom klas ZK1C
bij de Geschiedenisles van meneer Monquil !!
Startklaar:
- Telefoon in Zakkie
- Op tafel:
        - Map
        - Feniksboek
        - Laptop
        - Naambordje
        - Zakkie
Welkom klas ZK1C!

Bij de Geschiedenisles van meneer Monquil!
timer
5:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom klas ZK1C
bij de Geschiedenisles van meneer Monquil !!
Startklaar:
- Telefoon in Zakkie
- Op tafel:
        - Map
        - Feniksboek
        - Laptop
        - Naambordje
        - Zakkie
Welkom klas ZK1C!

Bij de Geschiedenisles van meneer Monquil!
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan voor deze les:
1. Herhaling
2. Bespreken huiswerk
3. Uitleg Bronnen en Tijd
4. Opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe en indirecte bronnen
Een directe bron geeft rechtstreeks informatie over gebeurtenissen en personen uit het verleden. 
Een indirecte bron is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar achteraf over schrijft.
indirecte bron
Een bron die is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar er later over schrijft. 
directe bron
Een bron die is gemaakt door iemand die bij de gebeurtenis was, een ooggetuige.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Kinderen leren wassen op school, rond 1930. Vraag: is deze foto een bron (ja, want je kunt er iets uit leren over het verleden)? Vraag: wat leer je er dan van (in 1930 leerden kinderen op school wassen)? Vraag: leerden alle kinderen op school wassen? Of: werd er op alle scholen wasles gegeven? Leerlingen zullen antwoorden dat ze dat niet weten. Vraag: wat is er nodig om dat wél te weten te komen (meer bronnen)? Concludeer dat een historicus als het kan altijd gebruik maakt van meerdere bronnen. Want je weet nooit of een bron wel representatieve informatie geeft is, of juist afwijkt van de norm. 
De foto van de wasles is een directe bron over scholen rond 1930. Laat de leerlingen dat uitleggen.

Slide 6 - Tekstslide

Vertel dat het een afbeelding is uit de dertiende eeuw, over een gevecht dat vijfhonderd jaar eerder was gevoerd. Vraag de leerlingen: is deze afbeelding een directe bron van dat gevecht, of een indirecte bron? Als dat duidelijk is, maakt u het moeilijker: wat als je onderzoek doet naar de veertiende eeuw. Is de afbeelding dan een directe bron, of een indirecte bron? Een bron kan dus zowel een directe bron als een indirecte bron zijn, afhankelijk van het onderzoek.
Oefen nog wat met directe en indirecte bronnen. Laat een directe bron bedenken over ridders in de Middeleeuwen. Een directe bron over de Tweede Wereldoorlog. En wat is het Feniks-boek eigenlijk: een directe of een indirecte bron?

Slide 7 - Tekstslide

Laat de dagboekpagina voorlezen. Is dit een historische bron? Waarom wel of niet? En nog een keer: je doet onderzoek naar kinderen in de jaren zestig van de twintigste eeuw (of: scholen in de twintigste eeuw). Is dit een directe, of een indirecte bron?
Maak onderscheid tussen geschreven bronnen en ongeschreven bronnen. In welke categorie valt de dagboekpagina? En de tekening en de foto van de vorige dia? Vraag de leerlingen meer voorbeelden te bedenken van geschreven en, daarna, ongeschreven bronnen.
Ga naar de rechter afbeelding. Dat deze munten, die ongeveer tweeduizend jaar oud zijn, historische bronnen zijn, zal duidelijk zijn. Laat leerlingen bedenken wat je ervan kunt leren (bijvoorbeeld: dat er tweeduizend jaar geleden met geld betaald werd, welke metalen men gebruikte, maar ook: wie keizer was). En dan de hamvraag: zijn de munten geschreven bronnen, of ongeschreven bronnen?
Leg uit: iedere 'oude' tekst, hoe kort ook, is een geschreven bron. Dus de letters en woorden op de munten zijn geschreven bronnen. Maar de beeltenis van de keizer is een ongeschreven bron. Het metaal en de wijze waarop dat gegoten is, ook. Deze munten zijn dus geschreven en ongeschreven bron ineen.

Opdracht: 
Stel: over 100 jaar willen mensen de aardbeving in Marokko onderzoeken. 
---> Wat kunnen ze gebruiken als directe bron?
---> Wat kunnen ze gebruiken als indirecte bron?
-----> Schrijf op!

---> 2 minuten IN STILTE ---> 2 minuten met je buur
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tijd 
Heel lang hadden mensen geen klokken. Hoe meer mensen met elkaar gingen samenwerken, hoe belangrijker het meten van tijd werd. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Oudst bekende zonnewijzer in Utrecht (1463)
De tijd
De tijd kan je ook meten in dagen, maanden, seizoenen en jaren. Daarvoor gebruiken wij een kalender.
Onze kalender is bedacht door de Romeinen. Andere volkeren hebben ook andere kalenders bedacht. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Een kalender uit 1492 van volken in Midden-Amerika. In het midden zie je de zonnegod en op de buitenste ring de jaren.
De tijd
Niet alle mensen op de wereld gebruiken dezelfde jaartelling.
jaartelling
Manier waarop mensen de jaren tellen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Islamitische jaartelling
vanaf 622 n.Chr.
Jaar waarin de profeet Mohammed van Mekka naar Medina verhuisde.
Joodse jaartelling
vanaf 3761 v. Chr.
Schepping van de wereld.
Thaise/boeddhistische jaartelling
vanaf 543 v.Chr.
Geboorte van Boeddha
Ethiopische jaartelling
vanaf 8 n.Chr.
Kerk gelooft dat Jezus in 8 n.Chr. is geboren.
Chinese jaartelling
2697 v.Chr.
Kroning van de eerste koning.
Japanse jaartelling
Meiji (begon in 1868)
Taisho (begon in 1912)
Showa (begon in 1926)
Heisei (begon in 1989)
Reiwa (begon 1 mei 2019)
Vanaf troonsbestijging van de keizer.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tijd
Tijd houdt niet op bij een bepaald punt en begint dan weer ergens anders...
Tijd loopt door. 
Tijd kunnen we verdelen in stukjes van 100 jaar: een eeuw
eeuw
Periode van 100 jaar.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tijdvak
Periode uit de geschiedenis.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak opdrachten 1 t/m 9 op bladzijde 9 t/m 12 van 
het werkboek


---> 5 minuten IN STILTE
---> Klaar? Lees alvast paragraaf 1.3 (leerboek bladzijde 12 en 13)


timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten (wordt huiswerk)
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een directe bron?
A
Een bron die in een bepaalde tijd is gemaakt.
B
Een bron die nu wordt gemaakt.
C
Een bron die niet is gemaakt.
D
Een bron die gisteren is gemaakt.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een indirecte bron?
A
Een bron die in een bepaalde tijd is gemaakt.
B
Een bron die nu wordt gemaakt.
C
Een bron die niet is gemaakt.
D
Een bron die gisteren is gemaakt.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een directe en indirecte bron?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een jaartelling?
A
De manier waarop mensen schrijven.
B
De manier waarop mensen jaren tellen.
C
De manier waarop mensen periodes tellen.
D
De manier waarop mensen sporen zoeken.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang duurt een eeuw?
A
10 jaar
B
50 jaar
C
100 jaar
D
500 jaar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • archeoloog
  • bron
  • eeuw
  • geschiedenis
  • historicus
  • historie
  • jaartelling
  • prehistorie
  • tijdvak

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies