H2 2D en 3D vormen

 2D en 3D vormen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

 2D en 3D vormen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 2D?
2D staat voor tweedimensionaal.
Dit betekent dat de vorm alleen een lengte en een breedte kan hebben.
De vorm is dus "plat"

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2D

Slide 3 - Tekstslide

Meest voorkomende vlakke figuren. 
Welke vorm
herken je in deze
afbeelding?
A
Vierkant
B
Driehoek
C
Ruit
D
Vlieger

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 3D?
3D staat voor driedimensionaal
Dit betekent dat de vormen een lengte, breedte en hoogte moet hebben.
Er zit diepte in de vorm.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramide
Cilinder
Kegel
Kubus
Bol
Prisma
Balk
3D

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimtelijke 3D figuren

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit 3D figuur is een
A
Cilinder
B
Piramide
C
Kubus
D
Kegel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit 3D figuur is een
A
Cilinder
B
Piramide
C
Kubus
D
Kegel

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

evenwijdig (of parallel)
loodrecht
horizontaal
verticaal

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen en symbolen





Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeken
 ⊥
Parallel/evenwijdige lijnen
 // 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Coördinaten 
Met behulp van coördinaten kun je snel een plek vinden op een kaart. Een coördinaat bestaat meestal uit een letter en een getal. Deze vind je aan de zijkanten van de kaart.

Ook bij kaartjes voor evenementen waarbij je een vaste plaats hebt, zie je aan de combinatie van letters en getallen (of van 2 getallen) waar je moet zijn. Bijvoorbeeld: rij 4 stoel 26; tribune 2, blok C1, rij 1 stoel 46; vak F, rij 23 stoel 7.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welk vak ligt punt H?
A
4C
B
3C
C
1A
D
2B

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk vak ligt punt L?
A
1A
B
4A
C
2D
D
1D

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Windrichtingen
Een windroos geeft de windrichtingen aan: noord, oost, zuid en west. 

Bij weerkaarten en -grafieken wordt de windrichting ook wel weergegeven met een pijltje. De bovenkant is het noorden. Het pijltje wijst aan waar de wind naartoe gaat.

Een windroos vind je ook op een kompas. De rode naald van een kompas wijst altijd naar het noorden. Door de N van het kompas precies onder de rode naald te draaien, weet je ook waar de andere windrichtingen liggen.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symmetrie
Als twee helften van een voorwerp elkaars spiegelbeeld zijn, dan is het 
voorwerp symmetrisch

Lijnsymmetrie: een figuur ziet er precies hetzelfde uit aan beide kanten van de symmetrieas.
Stel je voor dat je een spiegel plaatst op de symmetrieas van dit figuur. De ene helft gecombineerd met het spiegelbeeld ziet er bij een lijnsymmetrisch figuur uit als het origineel.

Draaisymmetrie: een figuur ziet er precies hetzelfde uit wanneer deze (minder dan een heel rondje) gedraaid wordt. Er is hier geen symmetrieas, maar er wordt gespiegeld in een punt. Stel je voor dat je een punaise in het figuur plaatst en het dan ronddraait.

Puntsymmetrie: een figuur ziet er precies hetzelfde uit als deze een half rondje gedraaid wordt. De ene kant van het plaatje is eigenlijk het omgekeerde van de andere kant.
Een figuur dat puntsymmetrisch is, is altijd ook draaisymmetrisch.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke afbeelding is symmetrisch?
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies