les 2

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
Mobiel in telefoontas, kauwgom in prullenbak
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek, je schrift, je rekenmachine en een pen/potlood
ik loop langs en controleer het gemaakte huiswerk
Mobiel in telefoontas, kauwgom in prullenbak

Slide 1 - Tekstslide

  • je gaat  6 minuten in sti
Deze les?
  • wat hebben we de vorige les geleerd?
  • we kijken de gemaakte opdrachten na
  • uitleg, je bent stil en doet goed mee
  • je gaat 7 minuten in stilte werken
  • daarna kun je zachtjes met elkaar overleggen
  • we gaan nakijken
  • we sluiten de les af
Vragen (aan mij) mogen altijd gesteld worden

Slide 2 - Tekstslide

VORIGE LES?

Slide 3 - Woordweb

  • Ik weet wat behoeften zijn
  • Ik weet welke twee soorten behoeften er zijn en ken van elk twee voorbeelden
  • Ik weet wat goederen zijn en kan hier vijf voorbeelden van geven
  • Ik weet wat diensten zijn en kan hier vijf voorbeelden geven
  • Ik weet wat verbruiksgoederen zijn en kan hier drie voorbeelden van geven
  • Ik weet wat gebruiksgoederen zijn en kan hier drie voorbeelden van geven
  • Ik weet dat geld een € heeft en 2 decimalen
  • Ik weet dat de komma op mijn rekenmachine een punt is
  • Ik weet hoe ik moet afronden
  • Ik weet wat consumeren is
  • Ik weet wat zelfvoorziening is en kan hier vijf voorbeelden van geven
  • Ik kan een gemiddelde berekenen
LEER              EN

Slide 4 - Tekstslide

1 
Het is lastig om sneakers te kopen omdat:
  • er veel verschillende soorten en merken zijn
  • er veel uitvoeringen zijn
  • er verschillende prijsklassen zijn
  • misschien niet alle maten voorradig zijn

Slide 5 - Tekstslide

2
                         Basisbehoeften: brood, huurhuis, spijkerbroek

Behoeften

                        Overige behoeften: scooter, smartphone, tv

Slide 6 - Tekstslide

3a
Basisbehoeften: eten, kleding, drinken, bed, stoel, bureau

3b
Overige behoeften: extra paar schoenen, sieraden, telefoon, merkkleding, mountainbike, voetbalschoenen, vakantie etc.

Slide 7 - Tekstslide

4
Basisbehoeften kun je vaak op de markt kopen.
Dus antwoord 3 is juist.

Slide 8 - Tekstslide

5a 
Winkel die goederen verkoopt: plaatje 1 (horloges)
Winkel die diensten verkoopt: plaatje 2 (reparaties)
Horloges zijn tastbaar dus goederen, terwijl een reparatie aan je kleding een dienst is, iemand maakt het voor jou.

5b
Waarschijnlijk leveren ze alle drie goederen en diensten: als je horloge stuk gaat zal het bedrijf zorgen voor reparatie of een nieuw horloge. Bij de reparatiewinkel kun je waarschijnlijk ook wel veters kunnen kopen. Op de markt verkopen ze misschien ook wel voorgesneden groente

Slide 9 - Tekstslide

6a
Goederen: scooter, helm, benzine
Diensten: verzekering, onderhoudsbeurt

6b
De scooter en de helm zijn gebruiksgoederen (gaan meerdere keren mee). Terwijl de benzine elke keer op raakt als je gaat rijden, dus dit is een verbruiksgoed.

Slide 10 - Tekstslide

7
€ 6,49
€ 131,65
€ 143.312,-   (of € 143.312,00)
€ 17,50

Slide 11 - Tekstslide

8a
Normaal betaal je € 3,87
8b
Je bespaart dus maximaal 3,87-2,49 = € 1,38
8c
Voor 1 reep betaal je nu 2,49/3 = € 0,83

Slide 12 - Tekstslide

9a
Je koopt => dus consumeren
9b
Je koopt => dus consumeren
9c
Je koopt om door te verkopen en winst te maken => je investeerd

Slide 13 - Tekstslide

10 
Hier is sprake van zelfvoorziening. Er worden thuis cupcakes gemaakt.

Slide 14 - Tekstslide

11
Om te consumeren heb je vooral geld nodig.
Voor zelfvoorziening moet je vooral genoeg tijd hebben.

Slide 15 - Tekstslide

12
Consumptiemaatschappij: B
We kopen veel, 
ook dingen die we niet echt nodig hebben.


Slide 16 - Tekstslide

13a t/m d
Nederlands: (9+7,5+8+5,7)/4 = 7,55 = 7,6 onjuist
Engels: (6+6+7,3+6,7)/4 = 6,5 juist
Wiskunde: (5,6+6,1+5,5+7,2+7,2)/5 = 6,3 onjuist
Economie: (8,7+6,8+6,4+6,4+9)/5 = 7,46 = 7,5 onjuist
6,5

Slide 17 - Tekstslide

14
De gemiddelde prijs van een consumptie is (2,75+1,80+2,80)/3 = € 2,45

Slide 18 - Tekstslide

15a
Alles samen kost: 11,80+185,68+73,27+68,16+19,61+86,36+38,36 
= € 483,24
15b
De gemiddelde prijs is 483,24/7 
= € 69,03


Slide 19 - Tekstslide

§1.2 
Waarom koop je dat?

Slide 20 - Tekstslide

Budget?

Slide 21 - Woordweb

Budget
Hoeveel geld heb je te besteden.

Reclame
Beïnvloeden van je keuze om iets te kopen
Sociale beïnvloeding

beïnvloeding door familie, vrienden en kennissen.
Commerciële beïnvloeding

beïnvloeding door bedrijven 
of merken

Slide 22 - Tekstslide

PROMILLAGES
:100
:1000
PROCENTEN
REKENEN
berekenen
  • met een verhoudingstabel
  • met een formule
  • met een perunage

Slide 23 - Tekstslide

Formules                       Verhoudingstabel

100aantalXpercentage
%
100
1
25
€ 
140
1,40
35
100bedragXpercentage

Slide 24 - Tekstslide

AFRONDEN:
  • procenten op 1 decimaal
  • geld op 2 decimalen

Afronden bij winkels vaak op 5 cent 
(de munten van 1 en 2 cent worden hier vaak niet meer gebruikt)

Slide 25 - Tekstslide

Maak in stilte
en
zelfstandig
de opdrachten 16 t/m 28 
pagina 12 t/m 16

 Ben je klaar: 
Neem alvast §1.3 door


timer
6:00
ben je niet stil => strafwerk!

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten

Slide 27 - Tekstslide

16 
Favoriete kleding- of schoenenmerk is voor iedereen persoonlijk.

Is dit altijd je favoriete merk geweest: waarschijnlijk niet, veel merken verkopen niet ook kinderkleding en de kleding die je nu draagt (maar dit kan natuurlijk wel).

Slide 28 - Tekstslide

17
De kleding is anders:
  • links zijn jongens, rechts meisjes
  • misschien hebben ze een andere leeftijd
  • ze hebben waarschijnlijk een andere smaak
  • ze hebben niet hetzelfde budget

Slide 29 - Tekstslide

18
Misschien heb je jezelf vergeleken met je vader/moeder of met een broer/zus.

19
Leraar zonder auto: misschien woont hij dichtbij, is hij milieubewust of erg sportief. Of hij geeft zijn geld liever ergens anders aan uit

Slide 30 - Tekstslide

20a
Commerciële beïnvloeding: KPN is een bedrijf die wil dat jij een smartphone koopt omdat zij daaraan verdienen.
20b
Sociale beïnvloeding: jij krijgt niet betaald om dit te zeggen. 
Je hebt er geen enkel financieel belang bij.

Slide 31 - Tekstslide

21a 
Sociale beïnvloeding: je vrienden.
21b
Commerciële beïnvloeding: de winkelketen.

22 let op je argumentatie!
Verstandig: ze wil alleen een jas verkopen die je goed staat. Zodat je later nog eens terug komt.
Onverstandig: nu heeft ze geen geld aan je verdient.

Slide 32 - Tekstslide

23a
Reclames die jij leuk vind.

23b
Eigen antwoord: misschien had jij zonder reclame niet geweten dat er een aanbieding was, of dat het product te koop was.

Slide 33 - Tekstslide

24
reclame via:
  • shirtreclame bij sportteams
  • billboards langs wegen
  • advertenties in kranten en regionale bladen
  • reclameborden in stadions
  • posters in bushokjes
  • reclames op vrachtwagens en bussen

Slide 34 - Tekstslide

25a
Je koopt dan snel zo'n product omdat de actie zo weer voorbij is (anders zou je rustig kunnen wachten tot je het product echt nodig hebt).
25b
Deze reclame laat je denken dat je ook heel goed in turnen wordt
als je deze yoghurt koopt. Ook denk je dat Epke als topturner 
heel goed weet wat gezond is.
25c
Als tandartsen het zelf gebruiken dan geloof je dat dit advies goed is. De meneer komt deskundig en betrouwbaar over.

Slide 35 - Tekstslide

26a
Deodorant € 3,75 korting 40%
60% van € 3,75 = 3,75/100 x40 = € 1,50
26b  Deodorant € 3,75 korting 40%
 Je moet nu dus nog 60% betalen.
 60% van € 3,75 = 3,75/100 x60 = € 2,25
of  3,75-1,50 = € 2,25
26c  35% van € 4,60 = 4,60/100 x 35 = € 1,61
26d € 4,60 - € 1,61 = € 2,99

Slide 36 - Tekstslide

27
Hugo Boss  Femme: 31% korting normale prijs  € 72,02
Betalen moet je 69% dit is 72,02/100 x69 = € 49,69

Hugo Boss Hugo: 41% korting normale prijs € 59,31
Betalen moet je 59% dit is 59,31/100 x59 = € 34,99

Slide 37 - Tekstslide

28 
Als consument wordt je verleid tot aankoop als je ziet hoeveel voordeel je hebt.

Slide 38 - Tekstslide

LEER              EN

                     §1.2

Slide 39 - Tekstslide

  • Ik weet waarom behoeften verschillen van persoon tot persoon
  • Ik weet wat budget is
  • Ik weet wat sociale beïnvloeding is
  • Ik weet wat commerciële beïnvloeding is
  • Ik weet wat reclame is en waarom dit er is
  • Ik kan met procenten een bedrag berekenen
  • Ik kan de prijs uitrekenen als er korting op de oude prijs is
LEER              EN

Slide 40 - Tekstslide