H4 Quiz

H4 voortplanting quiz
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4 voortplanting quiz

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist. Voorbeelden van secundaire geslachtskenmerken bij een vrouw zijn de bredere heupen en schaamhaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken zijn primaire geslachtskenmerken bij de man?
A
Penis
B
Borsthaar
C
Schaamhaar
D
Baard in de keel

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Borsten zijn een primair geslachtskenmerk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1 - Schaamlippen zijn secundaire geslachtskenmerken
2- Vrouwen hebben een grotere kans op blaasontsteking door de kortere urinebuis

Welke bewering is juist?
A
1 en 2 zijn beide juist
B
1 = juist 2 = onjuist
C
1 = onjuist 2 = juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk hormoon stimuleert de rijping van eicellen? En welk hormoon stimuleert de secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw?
A
- FSH - Testosteron
B
- FSH - Oestradiol
C
- LH - Testosteron
D
- LH - Oestradiol

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de onderdelen naar de juiste plek 
eicel
zygote
blastula

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Type celdeling:
vroege profase 
interfase
metafase
late profase 

anafase
telofase
cytokinese
mitose

meiose

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het maken van nieuwe lichaamscellen
Het maken van nieuwe geslachtscellen
Mitose
Meiose

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Centromeer
Spoelfiguur
Centriolen
Trekdraden
Chromosomen

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meiose I
Meiose II

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een hormoon?
A
Een signaalstof
B
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier
C
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier dat via het bloed wordt vervoerd
D
Een signaalstof, gemaakt door een hormoonklier dat via het bloed wordt vervoerd en een werking heeft op een doelwitorgaan

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De pil bevat onder andere een synthetisch hormoon: levonorgestrel. Dit hormoon remt de hypofyse. De werking van welk natuurlijk hormoon boots dit hormoon na?
A
FSH
B
LH
C
Progesteron
D
Oestrogeen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij IVF wordt bij de vrouw van te voren een hormoon toegediend. Daarmee wordt de natuurlijke hormonale regulatie versterkt. Welk hormoon is dit?
A
FSH
B
oestrogeen
C
progesteron
D
testosteron

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk hormoon wordt gemeten tijdens een ovulatietest? En tijdens een zwangerschapstest?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

menstruatie
ovulatie
hormoon uit ei
hormoon uit follikel
gele lcihaam
eierstok
follikel

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk voorbehoedsmiddel beschermt zowel tegen een soa als tegen een ongewenste zwangerschap?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet het proces van IVF in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
Door extra hormonen rijpen er meerdere cellen
Bij de eicellen wordt sperma gedaan
Een bolletje cellen wordt in de baarmoeder gebracht
Rijpe eicellen worden uit de eierstokken gehaald
Eicellen worden in een schaaltje gedaan
In het schaaltje vindt bevruchting plaats

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft een verminderde vruchtbaarheid wanneer artsen gebruik maken van ICSI?
A
De man
B
De vrouw
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 22 - Quizvraag

Intra cytoplasmatische sperma injectie (ICSI)  één zaadcel wordt geïnjecteerd

In welke periode zou innesteling kunnen plaatsvinden?
A
In periode P
B
In periode Q
C
In periode R
D
In periode S

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet deze fase van de bevalling?
A
indaling
B
uitdrijving
C
ontsluiting
D
weeën

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke dag vindt de ovulatie plaats?
A
Dag 1
B
Dag 10
C
Dag 14
D
Dag 22

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies