paragraaf 1 & 2

                 Hoofdstuk 1 - Planten en dieren 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

                 Hoofdstuk 1 - Planten en dieren 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen? 
1. regels herhalen 
2. leerdoelen doorlezen
3. uitleg paragraaf 1 
4. zelfstandig aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen van paragraaf 1 
- Je kunt uitleggen wat een organisme is 
- Je kunt de zeven levenskenmerken benoemen/herkennen
- Je kunt weten of iets levend, dood, of levenloos is 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn organismen? 
Organisme = een levend wezen 
voorbeelden van organismen: 
- planten 
- dieren 
- schimmels 
- bacterien 



Slide 4 - Tekstslide

levenskenmerken
1. ademhalen                          
2. voeden 
3. uitscheiden 
4. waarnemen 
5. bewegen 
6. voortplanten 
7. groeien 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

levend, dood en levenloos 
levend = een organisme dat levenskenmerken vertoont 
dood = organisme die geen levenskenmerken meer vertoont
levenloos = iets wat nooit heeft geleefd

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Planning 
1. basisstof 1 nakijken en kort herhalen 
2. leerdoelen basisstof 2 
3. uitleg basisstof 2 
4. opdrachten maken 

Slide 9 - Tekstslide

leerdoelen van paragraaf 2 
1. Je kunt uitleggen wat groei en ontwikkeling is 
2. Je kunt de onderdelen van een zaad noemen samen met hun functie 
3. Je kunt de levenscyclus van een zaadplant beschrijven 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Groei en ontwikkeling 
Groei = het groter en zwaarder worden van een organisme 
Ontwikkeling = verandering in de vorm van een organisme 
Levenscyclus = ontwikkeling van jong tot volwassenen organisme 



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

groei en ontwikkeling van zaadje 
Onderdelen van een zaad 
1. zaadhuid =  beschermend vliesje om het zaad 
2. navel =  de plaats waar een zaad vastzat aan de vrucht 
3. poortje =  opening in de zaadhuid voor wateropname 
4. kiem = het begin van een nieuw plant 
5. kieming = het uitgroeien van een kiem tot kiemplantje 
6. zaadlobben = de eerste blaadjes die boven de grond komen 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

wat is een organisme?
A
een levend organisme
B
dode wezen
C
iets wat nooit heeft geleed
D
levenskenmerken

Slide 18 - Quizvraag

wat is een voorbeeld van een organisme?
A
water
B
steen
C
regen
D
hond

Slide 19 - Quizvraag

hoeveel levenskenmerken zijn er?
A
5
B
6
C
8
D
7

Slide 20 - Quizvraag

benoem hier twee levenskenmerken

Slide 21 - Open vraag

wat betekend uitscheiden?
A
een stof dat het lichaam verlaat
B
eten
C
bewegen
D
groeien

Slide 22 - Quizvraag

als iets nooit levenskenmerken heeft vertoont, spreken we dan van dood of levenloos?
A
dood
B
levenloos

Slide 23 - Quizvraag

Als iets levenskenmerken vertoont, spreken we dan van levend of dood
A
levend
B
dood

Slide 24 - Quizvraag

Is het krijgen van bladeren/bloemen een groei of ontwikkeling?
A
groei
B
ontwikkeling

Slide 25 - Quizvraag

Zorgt het poortje van wateropname?
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Welke onderdelen komen als eerst boden de grond?
A
navel
B
zaadhuid
C
zaadlobben
D
poortje

Slide 27 - Quizvraag

wat is een levenscyclus?
A
ontwikkeling van jong tot volwassenen dat altijd doorloopt
B
groei en ontwikkeling

Slide 28 - Quizvraag