Woordenschat H2: metafoor en personificatie

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
  • Planning periode
  • Herhalen gister
  • Woordenschat H2
  • Opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Planning periode A
Toets Woordenschat H1, H2, H4 en H5: 
maandag 11 november


Slide 3 - Tekstslide

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Je zegt iets met plaatjes
B
Je bedoelt iets anders dan je letterlijk zegt
C
Je bedoelt precies wat je zegt

Slide 4 - Quizvraag

Peter lachte als een boer met kiespijn.
Vergelijking... Wat is hier het object?
En wat is het beeld?
A
object=Peter lachte
B
object=een boer met kiespijn
C
beeld=Peter lachte
D
beeld=een boer met kiespijn

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het beeld en wat is het object?
Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!
A
beeld= zwijnenstal object= je (vieze) kamer
B
beeld=je kamer object= zwijnenstal
C
beeld= zwijnenstal object = zwijnenstal
D
beeld= je kamer object= je kamer

Slide 6 - Quizvraag

Gisteren:
vergelijkingen 
Vergelijking: Die rots is net een olifant.

Wat is het object in deze vergelijking? 
  • object = de rots (bestaat in de werkelijkheid)

Wat is het beeld in deze vergelijking? 
  • beeld = de olifant (waarmee de rots wordt vergeleken)

 

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat H2:
metaforen en personificaties
Bij een metafoor vallen object en beeld samen. Alleen het beeld wordt benoemd. 
  • In plaats van 'die rots', zeg je: Zullen we die olifant eens beklimmen?

Metaforen komen vaak voor als spreekwoord:
  • Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken = je mag niet klagen over de kwaliteit van iets wat je gekregen hebt.

Bij een personificatie geef je een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen:
  • De zon doet zijn best tevoorschijn te komen OF de toekomst lacht me tegemoet. 


Slide 8 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van personificatie?
A
de wekker rinkelt in de ochtend
B
het haardvuur maakt een knisperend geluid
C
de telefoon slaapt op het nachtkastje
D
de tandenborstel ligt ongebruikt op de wasbak

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een metafoor?
A
Mijn opa rookte als een schoorsteen
B
Het schip danste op de golven
C
Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks

Slide 10 - Quizvraag

Een metafoor
A
is figuurlijk
B
is letterlijk

Slide 11 - Quizvraag

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van personificatie?
A
De koe loeit
B
De bladeren ritselen
C
Het kind zeurt
D
De wind huilt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een personificatie?
A
object wordt vervangen door een beeld
B
beeld en object wordt met elkaar vergeleken
C
een levenloos ding een menselijke eigenschap geven

Slide 14 - Quizvraag

Vandaag 
Leren: wat metaforen en personificaties zijn

Maken: woordenschat h2 (metaforen en personificatie)

Daarna: controleren we of je het nog weet 



Niet af? Zet de opdrachten in je daltonplanagenda bij donderdag.






Slide 15 - Tekstslide