Nederlands 20-1-2021

Wat gaan wij doen?
- Nederlands in Actie : 
Huiswerk kort bespreken
Maken: opdracht 15, 16, 19, 20, 21
Nieuwe theorie bespreken: Hoeveelheden - Iets niet willen/kunnen zeggen - Passieve zinnen (2)

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan wij doen?
- Nederlands in Actie : 
Huiswerk kort bespreken
Maken: opdracht 15, 16, 19, 20, 21
Nieuwe theorie bespreken: Hoeveelheden - Iets niet willen/kunnen zeggen - Passieve zinnen (2)

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk vorige week 
Opdrachten 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveelheden
Dit zijn woorden en woordgroepen om te praten over hoeveelheid. 

Slide 3 - Tekstslide

Iets niet willen zeggen
Dat zeg ik liever niet. 
Dat vind ik wel heel persoonlijk. 
Daar praat ik liever niet over. 
Dat zijn jouw zaken niet.
(Informeel) Dat gaat je niets aan.

Slide 4 - Tekstslide

Iets niet kunnen zeggen
Dat hangt af van... / Dat hangt van … af. 
Dat hangt ervan af. 
Dat kun je niet zo zeggen. 
Het is moeilijk om daar iets over te zeggen. 
Dat kun je zo niet in het algemeen zeggen. 
Dat is heel persoonlijk. 
Dat verschilt per situatie / per ...

Slide 5 - Tekstslide

Vlekkeloos Nederlands
Hoofdstuk 10 - 10.5 herhalen

Huiswerk nakijken: opdracht 1 tot en met 7

Maken: opdracht 8 tot en met 14

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Passieve zinnen deel 2 
Er wordt een bank gebracht. 
Er worden hier veel fietsen gestolen.
 Er wordt gezongen. 
Er is hier gerookt. 

Slide 8 - Tekstslide

Passieve zinnen (2)
Je gebruikt dus 'er' in een passieve zin als: 
1. In een zin met een indefiniet subject.
2. Als het onderwerp is weggelaten.

Slide 9 - Tekstslide

Overschatten 
De kundigheid 
Omgaan met 
De zaak 
De schuld
De schaamte
De wanhoop 
Sparen
Lenen 
Uiterst 
De verzekeraar
Gaan om 
De administratie
Aanzienlijk 
Het kwart 
Maar liefst
Gezien 
Bescheiden

Slide 10 - Tekstslide

Maken
Opdrachten 10, 15, 16, (17), 19, 20, 21

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk 
Opdrachten 24, 26, 27, 28

Slide 12 - Tekstslide

Onderschikkende zinnen.
Hoofdzin + bijzin 
Onderschikkende voegwoorden: 
- Omdat
- Zodat
- Als
- Dat
- Nadat

Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikkende zinnen.
Hoofdzin + Hoofdzin

Ne-venschikkend voegwoord: 
- en 
- maar
- of 
- want

Slide 14 - Tekstslide

Omdat en doordat
Omdat: Geeft een reden aan
Doordat: Geeft een oorzaak aan

Slide 15 - Tekstslide

Mits en tenzij
Mits: op voorwaarde dat (als)
We gaan lang op vakantie, mits we voldoende gespaard hebben.

Tenzij: Behalve als
Ik doe aan die wedstrijd mee, tenzij ik een blessure heb.

Slide 16 - Tekstslide