Gezondheid en welzijn

module 1 - inside out 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

module 1 - inside out 

Slide 1 - Tekstslide

Je zintuigen zitten in bepaalde organen:
gehoorzintuig in oren,
gezichtszintuig in ogen, etc.
In een zintuig bevinden zicht zintuigcellen:
elke zintuigcel is verbonden met een uitloper van een gevoelszenuwcel.

Slide 2 - Tekstslide

Zintuigcellen 
De zintuigcellen maken een elektrisch schokje aan bij een prikkel dit noemen we een impuls.

De zintuigcellen zijn aangesloten op de zenuwen.
Leiden de impulsen naar de hersenen. 


Slide 3 - Tekstslide

Adequate prikkel

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn impulsen?
A
Elektrische signalen
B
Prikkels
C
Een ander woord voor zenuwen
D
Zintuigen

Slide 5 - Quizvraag

Wat vangen de zintuigcellen in je zintuigen op?
A
Impulsen
B
Zenuwen
C
Prikkels
D
Licht

Slide 6 - Quizvraag

inwendige 
en uitwendige prikkels

Slide 7 - Tekstslide

inwendige of uitwendige prikkel?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een inwendige en uitwendige prikkel?

Slide 9 - Tekstslide

uitwendige prikkels
= veranderingen in de omgeving van het organisme.
Bv. licht, geluid, warmte, koude, ...

inwendige prikkels
= veranderingen in het lichaam van het organisme.
Bv. Honger, dorst, ...

Slide 10 - Tekstslide

Prikkel
Inwendige prikkel 

Uitwendige prikkel

Adequate prikkel

Slide 11 - Tekstslide

inwendige prikkel
uitwendige prikkel
dorst
geluid
vermoeidheid
voedsel
kou
hormonen

Slide 12 - Sleepvraag

Uitwendige prikkel
Inwendige prikkel

Slide 13 - Sleepvraag

Je hoort je maag rommelen. Is het rommelen vd maag een inwendige of uitwendige prikkel om wat te eten?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel
C
geen van beide

Slide 14 - Quizvraag

Is een geluid een inwendige of uitwendige prikkel?
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 15 - Quizvraag

Een inwendige of uitwendig prikkel?

Brrr ... koud!
A
inwendig
B
uitwendig

Slide 16 - Quizvraag

Een inwendige of uitwendig prikkel?

verliefdheid ...
A
inwendig
B
uitwendig

Slide 17 - Quizvraag

Een inwendige of uitwendig prikkel?

geur van gebakken pizza
A
inwendig
B
uitwendig

Slide 18 - Quizvraag

Een inwendige of uitwendig prikkel?

honger!
A
inwendig
B
uitwendig

Slide 19 - Quizvraag

Je knijpt iemand waarna die persoon boos wordt. Is dit een reactie op een inwendige- of uitwendige prikkel?
A
Inwendig
B
Uitwendig
C
Beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn fout

Slide 20 - Quizvraag

Receptor en effector
Receptor: zintuig
neemt afwijking van de norm waar

effector: spier/klier
zorgt voor terugkeer naar de norm

Hersenen verwerken informatie receptoren
sturen effectoren aan

Slide 21 - Tekstslide

Receptoren
Mechanische receptoren
Chemische receptoren
Temperatuurreceptoren
Pijnreceptoren
Lichtreceptoren

Slide 22 - Tekstslide

Mechanische receptoren
reageren op 
  • aanraking
  • druk 
  • beweging 
  • geluid

Slide 23 - Tekstslide

Mechanische receptoren
Gehoor/evenwichts receptoren: 

  • Prikkel = mechanische energie
  • Vloeistof laat haartjes bewegen


Slide 24 - Tekstslide

Chemische receptoren
Moleculen uit de omgeving binden zich aan receptoren

  • Smaak: opgeloste moleculen

  • Reuk: moleculen uit de lucht

Slide 25 - Tekstslide

Sleep naar de juiste receptorgroep
mechanische receptoren
chemische receptoren
temperatuur receptoren
Gehoorreceptoren
Koudereceptoren
Reukreceptoren
Pijnreceptoren
Lichtreceptoren
Drukreceptoren
Smaakreceptoren
Warmtereceptoren
Tastreceptoren
Evenwichts-receptoren

Slide 26 - Sleepvraag

Welk type receptor is een smaakzintuigcel?
A
Chemische receptor
B
Lichtreceptor
C
Mechanische receptor
D
Pijnreceptor

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de adequate prikkel voor je ogen?
A
Geluid
B
Geur
C
Licht
D
Druk

Slide 28 - Quizvraag

De inwendige bouw van het oog

Slide 29 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 30 - Tekstslide

Beeldvorming
Op het netvlies wordt een omgekeerd, verkleind beeld gevormd.

Accommoderen:
De vorm van de ooglens wordt aangepast aan de afstand waarop een voorwerp zich bevindt.

Slide 31 - Tekstslide

Oogafwijkingen
Bijziend: dichtbij goed, veraf slecht zien
Oogbol te lang (te bol)
hoornvlies en lens breken lichtstralen te sterk af  
correctie = holle (-) lens

Verziend: veraf goed, dichtbij slecht zien
Oogbol te kort (te plat)
 hoornvlies en lens breken lichtstralen niet voldoende af  
correctie = bolle (+) lens

Slide 32 - Tekstslide

Netvlies
Op het netvlies liggen twee soorten zintuigcellen.

1. De staafjes

2. De kegeltjes 

Licht en donker, lage drempelwaarde


Kleuren, hogere drempelwaarde

Slide 33 - Tekstslide

Kegeltjes in het netvlies zijn voor?
A
Doorlaten van licht
B
Het zien van zwart en grijs tinten
C
Scherp stellen
D
Het zien van kleuren

Slide 34 - Quizvraag

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies, netvlies, glasachtig lichaam
C
hoornvlies, netvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam
D
netvlies, glasachtig lichaam, pupil, lens, hoornvlies

Slide 35 - Quizvraag

Op deze plek liggen de meeste kegeltjes
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
netvlies
D
iris

Slide 36 - Quizvraag

Welk vlies in je oog voert voedingsstoffen naar je oog?


A
Het hoornvlies.
B
Het netvlies.
C
Het vaatvlies.
D
Harde oogvlies

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een pupilreflex?
A
Scherp stellen, focus
B
De doorlaatbaarheid van licht regelen
C
Zorgt ervoor dat er niks in je oog terecht komt
D
Daarmee zoom je in of uit op iets wat je bekijkt

Slide 38 - Quizvraag