Zugspitze M2, 4e nv (Schritt 10)

Willkommen, heute ist Dienstag
der 17. Januar 2023
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Willkommen, heute ist Dienstag
der 17. Januar 2023

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel(e)
  • Ik ken de vormen van der- en ein-groep in de 1e en 4e     naamval.
  • Ik weet hoe ik de 1e en 4e naamval moet vinden in de zin.
  • kun je een korte tekst over een bioscoop begrijpen en hierover vragen beantwoorden.


Slide 2 - Tekstslide

Programm 

1.   Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? (5 min.)
2.  Schritt 10, herhaling van de 4e naamval
3.  Leesopdrachten maken S11, Aufgabe 3

Slide 3 - Tekstslide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

 1e en 4e naamval

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

1e naamval

Slide 10 - Tekstslide

4e naamval

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video


1e naamval = ....... (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag


4e naamval = ...........
(meerdere antwoorden zijn mogelijk)
A
hem(haar)
B
hij(zij)
C
onderwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

"Kennst du ihn gut?"
Wat is 1e en 4e naamval?
Tekst
A
1e = ihn 4e = du
B
1e = du 4e= ihn

Slide 15 - Quizvraag

"Haben Sie mich angerufen"?
Wat is 1e en 4e naamval
A
1e = Sie 4e = mich
B
1e= mich 4e = Sie

Slide 16 - Quizvraag

Geef aan wat in de zin 4e naamval is: "Ich habe das Kind nicht gesehen."
A
das Kind = 4e naamval
B
Ich = 4e naamval

Slide 17 - Quizvraag

bij de der en de ein- groep is de uitgang van de 1e en de 4e naamval anders, bij welke is dat het geval?
A
mannelijk woorden
B
onzijdig woorden
C
vrouwelijk woorden
D
meervoud woorden

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke groep hoort de vertaling van het woord "geen"?
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 19 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
_____ Apfel (m) ist sehr lecker.
A
Die
B
Der
C
Den
D
Das

Slide 20 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
..... Käse (m) schmeckt mir heute so gut.
A
Der
B
Die
C
Den
D
Das

Slide 21 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
Ich nehme ...... Hamburger. (m)
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 22 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
Ich möchte gern ......... Fruchteis.
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 23 - Quizvraag

Vul der, die, das of den in.
Am liebsten esse ich ___________ Schokolade (v) mit Nüssen.
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 24 - Quizvraag

Vul in ein, eine of einen.
______ Tee (m) macht dich im Winter wieder warm.
A
Eine
B
Ein-
C
Einen

Slide 25 - Quizvraag

Vul in ein, eine of einen.
Möchtest du ___________ Apfelsaft (m) trinken?
A
eine
B
ein-
C
einen

Slide 26 - Quizvraag

Vul in ein, eine of einen.
Wir nehmen _____ Cola. (v)
A
eine
B
ein-
C
einen

Slide 27 - Quizvraag

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Ken je de vormen van der- en ein-groep in de 1e en 4e naamval?
Weet je hoe je de 1e en 4e naamval moet vinden in de zin?

Slide 28 - Tekstslide

Even ter controle
Zijn Aufgabe 2 en Aufgabe 5 nagekeken?

Slide 29 - Tekstslide

Dit doen we samen!
Tekst Schritt 11, Aufgabe 3

Slide 30 - Tekstslide

Nu gaan we oefenen!
Maken:
S10 : Aufgabe 2 + 5
S13 : Aufgabe 3

Klaar?  Oefen dan de woorden Schritt 9 met WRTS




 
Nu gaan we zelfstandig werken!

Slide 31 - Tekstslide

Hausaufgaben für nächste Woche, Kapitel 3

1.  Leren: Schritt 10 "1e en 4e naamval" S. 103"

2. Maken:  Schritt 10, Aufg. 2 + 5
                      Schritt 13, Aufgabe 3
     

Slide 32 - Tekstslide