Zugspitze, Schritt 11, Periode 2, les 3

Willkommen,
heute ist Montag
der 23. Oktober 
Willkommen,
heute ist Donnerstag
der 14. Dezember
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Willkommen,
heute ist Montag
der 23. Oktober 
Willkommen,
heute ist Donnerstag
der 14. Dezember

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel(e)
  1. Kun je het lijdend voorwerp herkennen en de juiste vorm hiervan invullen in opdrachten
  2. Kun je de geslachtsregels herkennen en het juiste lidwoord in de zin invullen.



Slide 2 - Tekstslide

Programma:
* Huiswerk nakijken / grammatica herhalen
* Uitleg geslachtsregels
* zelfstandig opdrachten maken

Slide 3 - Tekstslide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Leren:

Nieuwe grammatica: de vierde naamval
Vokabeln (S. 95)

Maken:
S10 -> Aufgabe 2, 3, 5,





Slide 5 - Tekstslide

Aufgabe 2 B:
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. lijdend voorwerp
5. onderwerp
6. lijdend voorwerp
7. lijdend voorwerp
8. onderwerp

Aufgabe 2C
2. einen
3. Das
4. Die
5. ein
6. Die
7. den
8. eine

Slide 6 - Tekstslide

Schritt 10, Aufgabe 3
1. humor op het schoolplein
2. B
3. A
4. C
5. A
6. nee

Slide 7 - Tekstslide

Schritt 10, Aufgabe 5 Grammatik: De vierde naamval
2. lijdend voorwerp
3. lijdend voorwerp
4. onderwerp
5. lijdend voorwerp
6. onderwerp
7. lijdend voorwerp
8. lijdend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

B
2. das
3. die
4., die
5. das
6. die
7. das
8. die

Slide 9 - Tekstslide

C
C
1. einen
2. der
3. eine
4. das
5. die
6. Die
7. ein
8. Ein
9. den
10. die

Slide 10 - Tekstslide

Wiederholung

Slide 11 - Tekstslide

De Hij-Hem regel
Kun je het woord (inclusief lidwoord) vervangen door HIJ dan krijg je de 1e naamval. 

Kun je het woord (inclusief lidwoord) vervangen door HEM dan krijg je de 4e naamval.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden
De man lacht -> HIJ lacht
Der Mann lacht 

Ik zie de man  -> Ik zie HEM
Ich sehe den Mann  

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Schule
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

Umgebung
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

Landschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

Restaurant
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Sommer
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

Schüler
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

Ende
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

Regels voor het bepalen van het lidwoord

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Het mannelijk zelfst. naamwoord
1. Mannelijke personen ( der Bruder, der Vater)
2. Mannelijke dieren (der Kater, der Stier)
3. Dagen van de week (der Montag)
4. Maanden (der November)
5. Windrichtingen (der Norden)
6. Seizoenen (der Winter)
7. Meeste stammen van werkwoorden (der Besuch)

Slide 26 - Tekstslide

Het vrouwelijk zelfst. naamwoord
1. Vrouwelijke personen ( die Schwester, die Mutter)
2. Vrouwelijke dieren (die Katze, die Kuh)
3. Zaaknamen die eindigen op een -e ( die Schule, die Lampe)
4. Woorden die eindigen op - ei, – heit, -keit, -schaft, ung, -ion, 

(die Einheit, die Möglichkeit, die Mannschaft, die Umgebung,  die Präsentation, , die Universität, die Polizei, )

Slide 27 - Tekstslide

Het onzijdig zelfst. naamwoord
1. De het-woorden ( das Haus, das Buch)

2. De verkleinwoorden -chen, -lein (das Mädchen, das Büchlein)

Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk
1. Maak van Schritt 11, S11 -> Aufgabe 1, 2, 3, 4, 6
3. Oefen in Study-go de woorden van Schritt 9





Slide 29 - Tekstslide

Hausaufgaben
1. Maak van Schritt 11, S11 -> Aufgabe 1, 2, 3, 4, 6
2. Oefen in Study-go de woorden van Schritt 9








Slide 30 - Tekstslide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Kun je de woorden van Schritt 9 gebruiken in opdrachten.
Kun je de Duitse vraagwoorden in opdrachten gebruiken.

Slide 31 - Tekstslide

Ben je goed voorbereid voor de toets van Kapitel 6?
010

Slide 32 - Poll