Voltooid deelwoord 18-1

Het voltooid deelwoord
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen (15 minuten)
  • Leestekens
  • D-toets
  • Uitleg zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  • Aan de slag of instructie
  • Voorronde voorleeswedstrijd

Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Doel:
  • Je kunt de juiste vorm van het voltooid deelwoord in een zin zetten.
  • Je weet het verschil tussen een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord




Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Oefening 12 t/m 15

Slide 4 - Tekstslide

D-toets
Maak de D-toets over het voltooid deelwoord.

Klaar? 
Lezen

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord (zww)
Een zelfstandig werkwoord (zww) kan in z'n eentje - zelfstandig dus - in een zin staan.
  • De geit eet.
  • De koe leeft.
  • De hond rent.
  • De kat bijt.

Slide 6 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (hww)
Soms wordt het zelfstandig werkwoord een handje geholpen door een ander werkwoord. Zo'n werkwoord heet een hulpwerkwoord (hww). Het hulpwerkwoord kun je weglaten.
  • De geit heeft gegeten. (Het hulpwerkwoord maakt duidelijk dat de geit klaar is.)
  • De koe zal niet lang meer leven. (Het hulpwerkwoord vertelt iets over de toekomst.)
  • De hond wil rennen. (Het hulpwerkwoord vertelt iets extra's.)
  • De kat wordt gebeten. (Het hulpwerkwoord vertelt dat de kat niet zelf bijt.)

Slide 7 - Tekstslide

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Je weet al dat het voltooid deelwoord één van de vormen van het werkwoord is.
Ook het voltooid deelwoord maakt deel uit van het gezegde van een zin. Je kunt het voltooid deelwoord NIET van tijd veranderen.
Hoe herken je het voltooid deelwoord?
Het heeft altijd een hulpwerkwoord bij zich. Er zijn drie hulpwerkwoorden die bij een voltooid deelwoord kunnen staan: hebben, zijn en worden.


Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
  • 2 fouten of minder?
Maken oefening 16 t/m 21

  • 2 fouten of meer?
Extra instructie en samen oefenen

Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Werkwoorden met een verleden tijd stam + te(n) hebben een voltooid deelwoord dat eindigt op –t.
Voorbeeld: fietste - gefietst

Werkwoorden met een verleden tijd stam + de(n) hebben een voltooid deelwoord dat eindigt op –d.
Voorbeeld: rende - gerend



Slide 10 - Tekstslide

het  KoFSCHiP X
  • Het KoFSCHiP X gebruik je om te bepalen of een werkwoord eindigt met een -d of -t. 
  • Je gebruikt het KoFSCHiP X bij de persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord.
  • voor het KoFSCHiP X heb je de stam nodig.
  • De o en i in het KoFSCHiP X doen niet mee! 
  • Zit de laatste letter van de stam in het KoFSCHiP X, dan eindigt het werkwoord met een -t

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Aan de slag (huiswerk)
Maken oefening 16 t/m 21

Juf Melis (huiswerk)
Voltooid deelwoord herkennen 1
Voltooid deelwoord los 1
Voltooid deelwoord 1


Slide 13 - Tekstslide

Voorlezen
  • Yamen
  • Loek
  • Thieme
  • Sulayman

Slide 14 - Tekstslide