LEZEN / les 4 / H1.3 en 1.5 / feiten/meningen/betrouwbaarheid

Lezen 4

Feiten & meningen 
Betrouwbaarheid
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lezen 4

Feiten & meningen 
Betrouwbaarheid

Slide 1 - Tekstslide

Vooraf:

  • Elke presentatie in Lessonup hoort bij een stukje lesstof uit NU Nederlands. 
  • Op de laatste slide van de presentatie vind je de bijbehorende opdrachten uit Nu Nederlands. 
  • Die opdrachten maak je in de digitale leeromgeving van Nu Nederlands.

Slide 2 - Tekstslide

Deze Lessonup hoort bij:

  • Hoofdstuk 1, paragraaf 1.3 (NU Nederlands) *onderdeel Betrouwbaarheid en bruikbaarheid *
  • Hoofdstuk 1, paragraaf 1.5 (NU Nederlands) *onderdeel Feit, mening en argument *

Slide 3 - Tekstslide

Wat leer je in deze Lessonup?

  • Je leert feiten en meningen herkennen
  • Je leert het verschil tussen beide

Slide 4 - Tekstslide

Betrouwbaarheid  van de bron
1. Staat de bron goed bekend? 
2. Is de maker van de tekst bekend en is de maker een deskundige op zijn vakgebied?
3. Let op de datum waarom de tekst verschenen is.
4. Ziet de tekst er professioneel uit? 

Slide 5 - Tekstslide

Een feit:

  • Een feit kun je controleren.
  • Een feit is iets wat echt zo is.

  • Een week heeft 7 dagen.
  • Een jaar heeft 4 seizoenen.
  • Ik heb een hond en hij heet Woef.

  • Van deze uitspraken kun je checken of het waar is.
  • Kun je het bewijzen? Dan is het een feit.
  • Het heeft geen zin om te discussiëren over feiten, omdat ze aantoonbaar vast staan. 

Slide 6 - Tekstslide

Een mening:

  • Een mening kun je niet controleren.
  • Een mening is van jou.
  • Je kunt het eens of oneens zijn met een mening.

  • Een opleiding volgen is zonde van je tijd.
  • Pizza's zijn niet lekker.
  • Mensen met rode schoenen hebben geen gevoel voor mode.

  • Je onderbouwt je mening met argumenten.
  • Zo maak je jouw mening geloofwaardig.
  • Dat doe je met signaalwoorden: ik vind ... omdat, want.

Slide 7 - Tekstslide

Smaken verschillen.
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quizvraag

Onze docent Nederlands is een slimme vrouw.
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quizvraag

GroenLinks is een politieke partij.
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quizvraag

Er is geen beter land dan Nederland
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quizvraag

Argumenten:

  • Om iemand te overtuigen van jouw mening gebruik je argumenten.
  • Geef je goede argumenten bij jouw mening? Dan zullen mensen eerder geneigd zijn jouw mening over te nemen.

  • Er zijn objectieve argumenten en subjectieve argumenten.

  • Wat is het verschil tussen deze twee?




Slide 12 - Tekstslide

Objectieve & subjectieve argumenten

Slide 13 - Tekstslide

Carlijn
Subjectief argument
Pim
Objectief argument

Slide 14 - Tekstslide

De meeste mensen op de wereld gebruiken geen toiletpapier.
A
Feit
B
Mening

Slide 15 - Quizvraag

13 x 13 = 169
A
Feit
B
Mening

Slide 16 - Quizvraag

Lachen is gezond.
A
Feit
B
Mening

Slide 17 - Quizvraag

Coca Cola is de beste cola.
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quizvraag

Nederlands is één van de minst interessante vakken binnen de opleiding.
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quizvraag

Het vak Nederlands is goed voor je algemene ontwikkeling.
A
Feit
B
Mening

Slide 20 - Quizvraag

Amsterdam is de hoofdstad van Nederland. Amsterdam heeft prachtige grachten. In de 17e
eeuw werd Amsterdam de grootste handelsstad ter wereld. Dit kwam vooral omdat Hollandse schepen producten uit Zuidoost Azië meebrachten, die zeldzaam en duur waren. Tegenwoordig telt 
Amsterdam ruim 800.000 inwoners. De stad wordt
wereldwijd gezien als een bezienswaardigheid. Het vernieuwde Rijksmuseum trekt meer dan 8.000 bezoekers per dag. 
Bijna alle zinnen zijn feiten, maar één zin niet. Welke zin is dat?

Slide 21 - Tekstslide

Amsterdam ligt in de provincie Noord-Holland. Het is de mooiste stad ter wereld. Dit komt door de vele unieke grachten die de stad kent. Deze grachten zijn omzoomd met mooie bomen en prachtige huizen met pittoreske gevels. Amsterdam is ongetwijfeld ook de gezelligste stad ter wereld. Dit is te danken aan de vele sfeervolle cafés. Helaas zijn er ook nogal wat coffeeshops waar je softdrugs kunt kopen. Als die verboden waren, zou de stad nóg aantrekkelijker worden.

Bekijk per zin of het een feit, mening of argument is.

Slide 22 - Tekstslide

Amsterdam ligt in de provincie Noord-Holland (feit). Het is de mooiste stad ter wereld (mening). Dit komt door de vele unieke grachten die de stad kent (argument). Deze grachten zijn omzoomd met mooie bomen en prachtige huizen met pittoreske gevels (mening). Amsterdam is ongetwijfeld ook de gezelligste stad ter wereld (mening). Dit is te danken aan de vele sfeervolle cafés (argument). Helaas zijn er ook nogal wat coffeeshops waar je softdrugs kunt kopen (mening). Als die verboden waren, zou de stad nóg aantrekkelijker worden (argument).

Slide 23 - Tekstslide

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het onderwerp
van de tekst?
Gebruik twee woorden voor het antwoord.

Slide 25 - Open vraag

Wat is de mening van de brievenschrijver over het onderwerp?

Slide 26 - Open vraag

Welke twee argumenten geeft hij voor zijn mening?

Slide 27 - Open vraag

Wat heb je vandaag geleerd?

  • je weet wat een mening is;
  • je weet wat een feit is;
  • je weet het verschil tussen beide;
  • je weet nu dat je een mening met argumenten kunt onderbouwen.

Slide 28 - Tekstslide

De opdrachten:

  • Als je alles hebt begrepen ga je zelfstandig aan de slag met de opdrachten in NU Nederlands:

Paragraaf 1.3 Betrouwbaarheid en bruikbaarheid
Opdracht 1 t/m 4

Paragraaf 1.5 Feit, mening en argument 
Opdracht 1 t/m 5 




Slide 29 - Tekstslide