Bescherming en Antistoffen

Transport

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Transport

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is bij de mens de bloedsomloop een dubbele bloedsomloop?
A
Het bloed maakt twee rondjes
B
Het bloed komt langs twee longen
C
Het bloed gaat twee keer door het hart
D
Het bloed heeft een dubbele stroming

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe loopt de kleine bloedsomloop?

Wat is de taak van de kleine bloedsomloop?
A
Hart --> hele lijf --> Hart, Zuurstof opname in bloed
B
Hart --> hele lijf --> Hart, Zuurstof afgeven aan cellen
C
Hart --> Longen --> Hart, Zuurstof opname in bloed
D
Hart --> Longen --> Hart, Zuurstof afgeven aan cellen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slagaders hebben....
A
Dunne wanden en hartkleppen
B
Dikke wanden en aderkleppen
C
Dikke wanden en geven een kloppend gevoel
D
Dunne wanden en geven een kloppend gevoel

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloed in slagaders is altijd zuurstofrijk
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aisha laat bloed prikken bij de huisarts. Zij zal bloed uit een ader afnemen. De huisarts legt uit wat de kenmerken van een ader zijn.
Wat vertelt de arts over de ader? [1p


A
Het bloedvat klopt en het bloed stroomt snel.
B
Het bloedvat heeft kleppen en het bloed stroomt langzaam.
C
Het bloedvat ligt in de organen en is heel dun.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de holle ader?
A
2
B
1
C
4
D
7

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet onderdeel 3
A
Aorta
B
Longslagader
C
Longader
D
Linker kamer

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kamer is het meest gespierd?
A
Linker kamer
B
Rechter kamer

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de kransslagaders?
A
Zuurstof naar het hart brengen
B
Zuurstof bij het hart ophalen
C
Koolstofdioxide naar het hart brengen
D
Koolstofdioxide bij het hart ophalen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor kan een hartinfarct worden veroorzaakt?
A
door het optreden van aderverkalking in een slagader
B
door het optreden van aderverkalking in een ader
C
door het optreden van aderverkalking in een kransslagader
D
door het optreden van aderverkalking in een kransader

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weefselvloeistof en lymfe

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefselvloeistof
Vanuit de weefselvloeistof nemen de cellen glucose en zuurstof op.

Koolstofdioxide, water en andere afvalstoffen worden weer afgegeven aan weefselvloeistof.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefselvloeistof/Lymfe

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lymfe
Een deel van het weefselvocht wordt via de lymfestelsel afgevoerd. Nu heet het lymfe.

Lymfe bestaat uit water met witte bloedcellen en opgeloste stoffen, zoals antistoffen, hormonen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lymfevatenstelsel
Bestaat uit: 
- Lymfevaten 
- Lymfeknopen

De grootste lymfevaten zijn de rechterlymfestam en de borstbuis

Bij de sleutelbeenderen: aansluiting op bovenste holle ader

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak 1, 2, 4 en 5
Bladzijden 134 en 136

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bescherming en Antistoffen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat je moet kennen/kunnen
Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties en op welke manieren immuniteit kan ontstaan
Je kunt omschrijven hoe stoffen een allergische reactie kunnen veroorzaken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten ziekteverwekkers zijn er?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Infectie
  • Infectie = wanneer het de ziekteverwekkers lucht het lichaam binnen te komen. 
  • Het afweersysteem komt in actie
  • Ziekteverwekkers zijn bacteriën, virussen en sommige schimmels

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algemene afweer
Huid                                  Slijmvliezen                Maagsap

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koorts
Functies van koorts:

1. Remmen ontwikkeling ziekteverwekkers

2. Stimuleren werking van afweerreacties

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infectie bestrijden
Algemene afweer: "Opeten"                                           
  
               

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specifieke afweer
Antistoffen en Antilichamen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specifieke afweer

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

natuurlijke immuniteit
kunstmatige immuniteit

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve en passieve immuniteit
Actief = zelf de antistoffen aanmaken
Passief = antistoffen toegediend krijgen 




Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke actieve immuniteit
Jij bent ziek geweest 

Je witte bloedcellen hebben
 actief antistoffen 
aangemaakt tegen 
die ziekte
Actieve immunisatie 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke passieve immuniteit
Baby krijgt via moedermelk de antistoffen 

Je witte bloedcellen maken 
zelf geen antistoffen (passief)
Passieve immunisatie

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaccinatie:

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Allergie
Reactie van lichaam op een 'onschuldige' stof. 

Bij contact met huid of slijmvliezen (afhankelijk van allergie)
Allergie voor uitwerpselen van huisstofmijt
Allergie voor stuifmeelkorrels (hooikoorts)
Allergie voor pinda's, kiwi's, etc.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hooikoorts

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Allergisch of hooikoorts

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak 1, 2, 4, 5 en 6
Bladzijden 143 en 145

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ons lichaam beschermt ons voor ziekteverwekkers doordat de ziekteverwekkers niet zomaar door de hoornlaag heen kunnen. Wanneer kan een ziekteverwekker wel gemakkelijk door de hoornlaag heen?

Slide 36 - Open vraag

Antwoord: bij een open wond of een insecten beet 

1)
2)
3)
ziekteverwekker
antigenen
antistoffen

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Leg uit wat antistoffen doen.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke letter hoort bij
de bloedgroepbepaling van een
persoon met bloedgroep 0?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroepen kan iemand met bloedgroep B aan doneren?
A
Alleen bloedgroep B
B
Bloedgroep B en AB
C
Bloedgroep B en 0

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met bloedgroep B (-) heeft een ongeluk gehad en heeft dringend een bloedtransfusie nodig. Welke bloedgroepen kan deze persoon ontvangen?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie?
A
Actief= direct antistoffen binnen krijgen.
B
Passief= direct antistoffen binnen krijgen.
C
Actief= verzwakte of dode ziekteverwekkers inspuiten
D
Passief= verzwakte of dode ziekteverwekkers inspuiten.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voordeel van actieve immunisatie ten opzichte van passieve immunisatie?
A
Bij actieve immunisatie ontstaan geheugencellen
B
Bij passieve immunisatie ontstaan geheugencellen
C
Bij actieve immunisatie heb je minder bijwerkingen.
D
Bij actieve immunisatie hoeft het lichaam niet zelf antistoffen te maken.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de wijze van antistoffen krijgen naar de juiste vormen van immuun worden
Actieve kunstmatige immunisatie
actieve natuurlijke immunisatie
passieve kunstmatige immunisatie
passieve natuurlijke immunisatie
antistoffen binnen krijgen via borstvoeding
antistoffen krijgen via een serum
antistoffen maken na een HPV vaccinatie
antistoffen maken door dat je het griepvirus binnen krijgt.

Slide 46 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is NIET juist over allergie?
A
Je kunt uitslag, jeuk en ontstekingen krijgen
B
Door hevige allergieën kan longemfyseem ontstaan
C
Het afweersysteem in je lichaam reageert sterk op een stof
D
Je kunt voor allerlei stoffen allergisch zijn

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Behalve te vroeg geboren kinderen, blijken ook sommige andere kinderen in hun eerste
jaar geen antistoffen tegen BMR van hun moeder te hebben gekregen.
Noem een reden hiervoor.

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies