hoofdstuk 17

hoofdstuk 17
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 17

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
hoofdstuk 13 t/m 16

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu 2 paragraven en maandag de laatste 2

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consumenten-prijs-indexcijfer (CPI)
CBS berekent de inflatie met het CPI.
  • Bepaling van het goederenmandje
  • Bepaling van de wegingsfactoren
  • Omzetting van prijzen in indexcijfers
  • Berekening van het consumentenprijsindexcijfer (CPI)
  • Berekening verandering CPI (% stijging => inflatie)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CPI... Hoe bereken je dat?
   weging x indexcijfer  
  totaal wegingsfactor
CPI

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen inflatie
  • Geld wordt minder waard
  • Minder koopkracht
  • Verslechtering (internationale) concurrentiepositie
  • Besparingen dalen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen deflatie
Hogere koopkracht

Bestedingen worden uitgesteld

Deflatie --> Lagere winstmarges bedrijven --> Minder investeringen en meer faillissementen --> Lagere werkgelegenheid

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Geldillusie

 Mensen kijken alleen naar het absolute bedrag op hun bankrekening in plaats van wat ze met dat geld echt kunnen kopen.


Geldillusie is de neiging van mensen om over geld in nominale en niet in reële (voor inflatie gecorrigeerde) termen te denken.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestedingsinflatie
Stel je voor dat de vraag naar producten stijgt. 

  • Er is onvoldoende aanbod, er zijn niet genoeg producten
  • Dan zal de prijs stijgen
  • Er ontstaat bestedingsinflatie

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kosteninflatie
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
  • Bedrijfskosten stijgen 
  • Loonkosten, energiekosten, grondstofkosten worden duurder
  • De kosten worden doorgerekend naar de verkoopprijs. 
  • Dit is kosteninflatie
  • Soms willen bedrijven meer verdienen en verhogen ze de winstmarge
  • Dit is ook kosteninflatie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken inflatie
Nog meer oorzaken voor inflatie (prijsstijgingen)
  • Door import uit het buitenland, als in het buitenland inflatie is worden die producten ook duurder. 
  • Importeren wordt zo duurder. 
  • Door de overheid; als belastingen / accijnzen hoger worden. 
  • of als een ondernemer hogere kosten kwijt is voor zijn werknemers voor parkeren, afvalverwerking of aan een bouwvergunning wordt dit doorgerekend in de prijs. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samen maken
17.11

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken in de les/huiswerk
17.7/17.8/17.9/17.10

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deel 2
Vragen?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De maatschappelijke geldhoeveelheid M1
Chartaal (munten en bb) en giraal (direct opeisbaar) geld in handen publiek (bedrijven en gezinnen).
De banken horen er niet bij.
Spaargeld hoort niet bij M1


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geldschepping/Geldvernietiging
Door: 
Krediet verlenen
Geld op spaarrekening/deposito

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liquiditeitspercentage banken
Het liquiditeitspercentage geeft de verhouding weer tussen de hoeveelheid liquide middelen (=cash) en de omvang van de rekening courant verplichtingen (wat staat er uit) bij een bank.

Wordt ook wel dekkingspercentage genoemd.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

solvabiliteitsratio
Extra geld creeren door kredietverlening mag een bank niet ongelimiteerd doen. De centrale bank ziet hierop toe en eist van alle banken dat zij tegenover hun verstrekte kredieten voldoende eigen vermogen hebben.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Centrale bank
Banken en financieel toezicht
  

Een bankrun kan ontstaan doordat de langlopende bezittingen van een bank niet op korte termijn kunnen worden verkocht om aan de kortlopende verplichtingen te voldoen

Depositogarantiestelsel vermindert de kans op bankruns;
De ECB treedt op als lener-in-laatste-instantie aan banken.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toezicht
De Nederlandse Bank (DNB) waarborgt hele markt en stabiliteit
Autoriteit Financiele Markten zorgt voor goede manier omgaan financiele instellingen met klanten en elkaar

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese Centrale Bank (ECB)
  • Centrale bank voor de Europese Unie voor de euro
  • Taken van de ECB:
  • Waarde van de euro bewaken
     - inflatie laag houden -> euro behoudt zijn koopkracht
  • Hoogte van rente vaststellen
     - als banken geld willen lenen van de ECB
  • Brengt eurobiljetten en euromunten in omloop 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taak centrale bank
Centrale bank streeft doelen na van de overheid. 
ECB enkelvoudig mandaat --> één opdracht
  • Prijsstabiliteit

Duaal mandaat --> twee opdrachten (FED, US)
  • Prijsstabiliteit
  • Werkgelegenheid (dus economische groei)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Centrale bank en inflatiebestrijding
Samengevat werkt dit als volgt in een situatie van te hoge inflatie:

Refi-rente: 
Het rentepercentage dat de ECB in rekening brengt als de banken geld van de ECB lenen.

Dit is de refi-rente

Slide 24 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

De Vermogensmarkt

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ondergrens nominale rente
  • Tot een rente van -1% laat het publiek geld nog op de bank staan (=negatieve rente) 
  • In 2020 refirente ECB was 0% en onderlinge bankdepositorente - 0,5%. Deze negatieve rente is niet door berekend aan het publiek (rente was ook 0%).
  • Banken kunnen negatieve rente alleen ontlopen door overtollige liquiditeiten contant aan te houden.
  • Bij negatieve rente is monetair beleid op geldmarkt niet zinvol

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samen maken
17.26

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in de les maken/huiswerk
17.7/17.8/17.9/17.10/17.11
17.23/17.24/17.25

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies