Word zelf een schrijver!

Word zelf een schrijver!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Word zelf een schrijver!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
6e
- Uitleg literaire begrippen
- Aan de slag: poëzie en fictie (C) - opdr. 2 t/m 6 / Numo

7e
- GP Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Creatief schrijven
In deze module leer je een eigen verhaal schrijven rondom het thema 'misdaad'.


Een verhaal schrijf je niet zomaar, dus laten we bij het begin beginnen!

Slide 3 - Tekstslide

Voorbereiding
1. Je gaat aan de slag met literaire begrippen.
2. Je verdiept je in verschillende misdaadverhalen. 
3. We bepalen samen waar een goed verhaal aan moet voldoen.

Slide 4 - Tekstslide

Een creatief verhaal bestaat uit elementen:
Personages
Wie?
Tip: gebruik in een kort verhaal maar een paar personages en werk deze goed uit. Dat is interessanter dan veel oppervlakkige personen.
Ruimte
Waar speelt het verhaal zich af?
Tip: een ruimte doet veel met het verhaal. Zeker als je het gedetailleerd beschrijft, kan de lezer de ruimte zo voor zich zien.
Probleem
Wat is er gebeurd?/Wat is het probleem? Dit is de rode draad in je verhaal. 

TIP: het is lastig om een verhaal echt kort te houden. Schrijf eerst het begin en het slot en daarna pas het middenstuk. 
Tijd
Wanneer speelt het zich af?
Is het verhaal chronologisch (eerst, toen, daarna) of komen er ook flashbacks/flashforwards in voor?

TIP: schrijf altijd in de tegenwoordige tijd. Hierdoor word je verhaal spannender. Dus niet: hij kocht een.., maar hij staat op de markt en koopt een...
Perspectief
Vanuit wie wordt het verhaal verteld?
Ik-perspectief, hij/zij-perspectief of een alwetende verteller?\

Slide 5 - Tekstslide

Personages
1. Wie spelen er een rol in je verhaal?
2. Hoe omschrijf je de personages? (innerlijk/uiterlijk)
3. Hoe introduceer je de personages?
4. Wat dragen jouw personages bij aan het verhaal? Waarom zien ze er zo uit? Waarom hebben ze deze eigenschappen?

Slide 6 - Tekstslide

Perspectief
Vanuit wie wordt het verhaal verteld?
1. De alwetende verteller: doet niet mee in het verhaal, maar weet alles over iedereen (kan door de muren kijken).
2. De ik-verteller: kent zichzelf, maar weet niet wat anderen denken of weten. Vertelt alleen wat hij/zij ziet of hoort.
3. De hij/zij-verteller: de verteller is onzichtbaar. Geschreven in de derde persoon: Frits loopt naar de hoek van het gebouw en ..

Slide 7 - Tekstslide

Plaats en ruimte
Waar speelt het zich af? De setting is belangrijk! 
TIPS:
1. Gebruik alle zintuigen. Hoe ruikt de omgeving? Wat hoor je? Is het benauwd, warm of koud?
2. Zoom in op de details. Niet een salontafel, maar een oude houten salontafel met koffievlekken en vieze sokken erop.

Slide 8 - Tekstslide

Het probleem (plot)
Een verhaal zonder problemen is geen verhaal. Als alles koek en ei is, de hoofdpersoon nergens mee worstelt en eigenlijk diep tevreden is, is er niets om over te schrijven. 


Slide 9 - Tekstslide

Tijd 
1. Wanneer speelt het zich af?
2. Hoelang duurt het verhaal (2 dagen, 2 weken, 2 maanden?)
3. Vertel je alles chronologisch (eerst, toen, daarna) of zitten er ook flashbacks/flashforwards in?

TIP: Als je wisselt tussen tegenwoordige en verleden tijd, wordt het verhaal heel onrustig om te lezen. Bepaal dat je het verhaal in (bijvoorbeeld) verleden tijd vertelt en blijf erbij.p: A

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga naar NieuwNederlands online --> Ga naar poëzie en fictie:
1. Maak onderdeel C Misdaad: opdr. 2 t/m 6. 
Eerder klaar?
2. Maak sprongtoets 1 (en eventueel 2) van lees-
tekens in Numo.
óf
3. Lees de theorie voor de toets nog eens door.

Slide 11 - Tekstslide

Word zelf een schrijver!

Slide 12 - Tekstslide

Programma
- Samen bespreken: waar voldoet een goed verhaal aan?
- Mindmap maken voor je verhaal
- Beoordelingsformulier bekijken
- Starten met het schrijven van je verhaal


Slide 13 - Tekstslide

Een goed verhaal
1. Je hebt verschillende misdaadverhalen gezien en je weet meer over literaire begrippen.
2. Schrijf voor jezelf op: welke (vijf) elementen zitten er in een goed verhaal?
3. Bespreek jouw gevonden elementen met je buurman of -vrouw.
4. Één van jullie vult in wat jullie samen hebben gevonden.

Slide 14 - Tekstslide

Welke elementen zitten
er in een goed verhaal?

Slide 15 - Woordweb

Je maakt een mindmap voor jouw verhaal
  1. Gebruik Word, papier of www.coggle.it.
  2. Beschrijf het volgende:
  • Wie? (personages en perspectief)
  • Wat? (probleem en plot)
  • Waar? (ruimte en de details)
  • Wanneer/hoelang?
  • Een sterke openingszin en een slotzin
    3. Klaar? Bekijk het beoordelingsformulier en begin!

Slide 16 - Tekstslide

Hoe nu verder?
  • Vorige week leerde je  over de literaire begrippen en verdiepte je je in misdaadverhalen.
  • Deze week ga je beginnen met de eerste stappen voor je eigen verhaal!
  • We bekijken samen het beoordelingsformulier
  • Je begint met je eerste versie.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe moet je beginnen?
1. Open het beoordelingsformulier.
2. Bespreek samen (met degene naast je): waar moet het verhaal aan voldoen en hoe ga je starten?
3. Geef de docent een seintje als je klaar bent en succes!

Voor de eerste les van volgende week is je eerste versie af!

Slide 18 - Tekstslide