Vraagwoorden

• Nederlands
• ISK

Vraagwoorden

Welke vraagwoorden ken je al?

Wie?

Wie is zij?

Wie zit naast jou?

wat?

Wat heb je in je tas?

Wat lees je?

Waar?

Waar kom je vandaan?

Waar woon je?

Hoeveel?

Hoeveel kinderen heb je?

Hoeveel pennen heb je?

wanneer?

Wanneer ga je naar school?

Wanneer heb je een afspraak?

Hoe?

Hoe ga je naar school?

andere situaties..

Hoe laat is het?

Hoe oud ben je?

Hoe duur zijn de tomaten?

Samenvatting:

Hoe maak je een vraagzin?

Na een vraagwoord komt bijna altijd een werkwoord.

Waar woon je?

Hoe gaat het?

Wie ben jij?

... maar bij hoeveel en welke niet.

Hoeveel broers en zussen heb je?

Welke kleur vind je mooi?

opdracht

Welke vraagwoorden gebruik je in de volgende vragen?

Vraag: .... ga je naar Amsterdam?

Antwoord: Ik ga met de trein naar Amsterdam.

vraag: ......... koop je op de markt?

Antwoord: Ik koop twee kilo uien.

1. Wie
2. Hoe
3. Waar
4. Wat

Maak een goede vraag met het vraagwoord "Wie".

Maak een goede vraag met het vraagwoord "Wanneer"

Nu gaan we verder met de groepsopdrachten...