thema 11: Transport en afweer

Transport
Je herhaalt:
  • Waar bloed uit bestaat
  • welke bloedvaten er zijn en de bloedsomloop
  • de bouw en werking van het hart
  • welke hart- en vaatziekten er zijn
  • bescherming tegen ziekteverekkers
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Transport
Je herhaalt:
  • Waar bloed uit bestaat
  • welke bloedvaten er zijn en de bloedsomloop
  • de bouw en werking van het hart
  • welke hart- en vaatziekten er zijn
  • bescherming tegen ziekteverekkers

Slide 1 - Tekstslide

Bestanddelen bloed
transporteert stoffen en warmte
helpt bij bloedstolling
maakt ziekteverwekkers onschadelijk
vervoert zuurstof
bloedplasma

Slide 2 - Tekstslide

Etter: bestaat uit dode witte bloedcellen/ dode en levende bacteriën.

Slide 3 - Tekstslide

kleine bloedsomloop
Grote en kleine bloedsomloop

Slide 4 - Tekstslide

Bloedcellen
3 verschillende typen:
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
worden gemaakt  in het rode beenmerg in de koppen van de pijpbeenderen en platte beenderen

Slide 5 - Tekstslide

Rode bloedcellen(1)
Grootste deel van de bloedcellen.
Worden  in het rode beenmerg gemaakt.

Vorm van een schijf, geen celkern. 
Na vier manden worden ze afgebroken in
de lever en milt.

Functie: transport van zuurstof door het lichaam. Zuurstof is nodig voor de verbranding.

Slide 6 - Tekstslide

Witte bloedcellen (2)
Witte bloedcellen kunnen meerdere dingen doen:
- Opruimen van dode cellen
- Bacteriën doodmaken
- Antistoffen aanmaken

Als er veel onrijpe witte bloedcellen 
worden gemaakt --> leukemie

Slide 7 - Tekstslide

Bloedstolling
= stoppen van bloedverlies

Slide 8 - Tekstslide

Bloedplaatjes
  • Bloedplaatjes zijn eigenlijk geen echte cellen
  • Bloedplaatjes zijn kleine deeltjes in je bloed
  • Bloedplaatjes helpen bij bloedstolling en dus bij het dicht maken van wondjes

Slide 9 - Tekstslide

Leukemie(
Leukemie = vorm van kanker waarbij onrijpe witte bloedcellen ontstaan.
  • het lichaam kan minder rode bloedcellen en bloedplaatjes aanmaken en is sneller ziek doordat de witte bloedcellen niet goed werken. Ze beschermen het lichaam niet goed tegen infecties
kanker in beenmerg )

Slide 10 - Tekstslide

Taak 4. Wondjes dichtmaken
Wondjes dichtgaan = bloedstolling

Slide 11 - Tekstslide

Bloedsomloop

Dubbele bloedsomloop:
Per omloop (volledig rondje langs álle organen) gaat het bloed 2x door het hart.

Slide 12 - Tekstslide

Enkele bloedsomloop
Dubbele bloedsomloop

Slide 13 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop bij de mens
  1. Kleine bloedsomloop Zuurstof ophalen in de longen
  2. Grote bloedsomloop  Zuurstof brengen naar de organen

Slide 14 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
Bloed gaat door hele lichaam
2x per omloop door hart

Kleine bloedsomloop
Grote bloedsomloop

Slide 15 - Tekstslide

3 typen bloedvaten

Slide 16 - Tekstslide

brengt bloed naar het hart
heeft kleppen
minder dikke wand
één cellaag dik
zuurstof eruit, koolstofdioxide erin
bloed komt uit het hart
veel druk
dikke gespierde wand.
kleppen zorgen ervoor dat het bloed niet terugstroomt.

Slide 17 - Tekstslide

Namen van bloedvaten
1: Het bloed stroomt van het hart naar een een orgaan --> het is een slagader
2: Het bloed gaat naar de nier dus is het een nierslagader

1: Het bloed stroomt van een een orgaan naar het hart --> het is een ader
2: Het bloed komt van de nier dus is het een nierader

Slide 18 - Tekstslide

Het hart
Kransslagader:  
Slagader die voedingsstoffen 
en zuurstof naar het hart brengt

Kransader : ader die afvalstoffen en 
zuurstofarmbloed afvoeren vanuit 
het hart. stroomt van het hart af.

Slide 19 - Tekstslide

Namen van bloedvaten
Bloedvaten worden genoemd naar het orgaan waar ze naartoe of vanaf stromen
Uitzonderingen!
bovenste holle ader: vanaf armen, hals en hoofd
onderste holle ader: verzamel-ader vanaf romp en benen
aorta: grote slagader vanuit het hart, splitst in bijv. armslagader
poortader: ader tussen darmen en lever

Slide 20 - Tekstslide

4. Het hart

Slide 21 - Tekstslide

Het hart aan de binnenkant

Slide 22 - Tekstslide

Werking van het hart

Slide 23 - Tekstslide

Hartkleppen
1. hartkleppen:
Kleppen tussen de boezem en de kamer
2.halvemaanvormige kleppen
Hartkleppen tussen de kamer en de bloedvaten.
(aorta, longslagader)
  • Kleppen zorgen ervoor dat het bloed niet terug stroomt.

Slide 24 - Tekstslide

Hartkleppen
Halvemaanvormige kleppen

Slide 25 - Tekstslide

Hart- en vaatziekten

Slide 26 - Tekstslide

Hoe houd je je hart en bloedvaten gezond?
Cholesterol kan bloedvaten vernauwen.

Er zijn verschillende risicofactoren voor het krijgen van hart- en vaatziekten.


Slide 27 - Tekstslide

Hart- en vaatziekten
Ziektes die je krijgt aan hart en bloedvaten.
  • Hoge bloeddruk
  • Lage bloeddruk
  • Slagaderverkalking 
  • Hartinfarct
  • Hartritme stoornissen

Slide 28 - Tekstslide

Oorzaken hart- en vaatziekten
  • Erfelijke aanleg
  • Ongezonde leefstijl
  • Overgewicht
  •  Roken
  • Te weinig lichaamsbeweging
  • Te zware inspanning
  • Stress

Slide 29 - Tekstslide

slagaderverkalking
hartinfarct

Slide 30 - Tekstslide

Slagaderverkalking
Wand bloedvat wordt ruwer door beschadiging. Vettige stoffen plakken aan de wand. --> ontstaan slagaderverkalking.

Cholesterol is de vettige stof die het meest zorgt voor slagaderverkalking.
De wanden van de slagaders worden minder elastisch.

Slide 31 - Tekstslide

Hartinfarct
Kransslagader of vertakking ervan raakt verstopt
  • Een deel van het hart krijgt geen voedingsstoffen en zuurstof meer en sterft af.

Slide 32 - Tekstslide

Anti stoffen

Slide 33 - Tekstslide

Iedere antistof past precies en alleen op één bepaalde  indringer
je bent immuun

Slide 34 - Tekstslide

Beschermen
tegen ziekteverwekkers:

  • Huid (talg)
  • Slijmvliezen/ speeksel
  • Maagsap

Afweer = je lichaam verdedigt zich tegen ziekteverwekkers
Infectie = ziekteverwekker die in je lichaam komt en die zich vermeerdert. (koorts)





Slide 35 - Tekstslide

Afweer
Ziekteverwekkers worden tegengehouden door een aantal dingen

Hoornlaag: bovenste laag van de huid
Talg: vetlaagje op je huid
Slijmvliezen: in je neus, mond en longen
Speeksel: zitten stoffen in die bacteriën doden
Maagsap: erg zuur en maakt bacteriën dood 
Reactie lichaam:koorts, temp lichaam stijgt hier kunnen bacteriën niet tegen

Slide 36 - Tekstslide

Antibiotica
Antibiotica zijn medicijnen die werken tegen bacteriële besmetting. 

Antibiotica bestrijdt alleen bacteriën

Antibiotica beschadigen de celwanden van bacteriën, waardoor bacteriën doodgaan. 

Slide 37 - Tekstslide

Vaccinatie (inenting)
  • Een ander woord voor inenten is vaccineren. ​

  • Bij inenting spuit een dokter een verzwakte of dode ziekteverwekker in je bloed. ​
  • Je krijgt de ziekte dan niet, maar je witte bloedcellen gaan wel afweerstoffen maken. ​
  • Bij een volgende besmetting wordt je niet meer ziek. Je bent dan immuun. ​

Als kind krijg je inentingen voor: ​
Mazelen, rodehond, difterie, polio en HPV 

Slide 38 - Tekstslide

Vaccineren/Inenten
Het lichaam leren een gevaarlijke ziekteverwekker te herkennen en op tijd uit te schakelen

Een inenting (prikje) kan een 
verzwakte ziekteverwekker bevatten


Slide 39 - Tekstslide