1 mh, grammatica blok 3, 4 en 5

Grammatica blok 3, 4 en 5
Weet je het nog?

Grammatica: alle taalregels, waaronder spelling en formulering.

Waarom grammatica:

- met grammaticale termen kun je over taal praten;
- handig voor het leren van andere talen;
- grammatica is gewoon leuk.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Grammatica blok 3, 4 en 5
Weet je het nog?

Grammatica: alle taalregels, waaronder spelling en formulering.

Waarom grammatica:

- met grammaticale termen kun je over taal praten;
- handig voor het leren van andere talen;
- grammatica is gewoon leuk.

Slide 1 - Tekstslide

Wat kun je, wat ga je leren?
Lees op blz. 132 het vak met roze stippen (Voordat je aan deze paragraaf begint:)

Maak opdracht 7 en 8.

Neem daarna over in je schrift wat je gaat leren (Wat kun je aan het einde van deze paragraaf:

Je kunt benoemen: znw, lw, bnw, vz

 

Slide 2 - Tekstslide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Vertel in twee woorden wat je ziet op elk plaatje.

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
lidwoorden: de, het en een

zelfstandig naamwoorden: mensen, dieren dingen, planten, ongrijpbare begrippen
- Je kunt er een lidwoord voor zetten
- Je kunt er vaak verkleinwoordjes van maken
- Je kunt ze vaak in meer- of enkelvoud zetten 
- Alle namen
                                                                                   Maak opdracht 10 op blz. 134

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag
1. Lezen
2. Nakijken huiswerk

3. Wat weten we al?

zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en werkwoorden

4. Vandaag komt er een woordsoort bij: het bijvoeglijk naamwoord.



 

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf de lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en werkwoorden op van onderstaande zinnen:

De jongste broer van mijn vader is de oom van Japie. Ik ben overigens niet de neef van deze jongen, hoewel ik die gedachte kan begrijpen.

Slide 6 - Open vraag

bijvoeglijk naamwoord
Wat kun je vertellen over deze fiets?

Slide 7 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoorden (bnw) geven aanvullende kenmerken of eigenschappen aan zelfstandig naamwoorden.

De ....... fiets
Wat kun je invullen op de .......?

Maak opdracht 11 en 12 op blz. 134 en 135

Slide 8 - Tekstslide

Vandaag
1. Lezen
2. Weet je het nog? znw-lw-bnw-ww
3. Opdracht 12 bespreken
3. Het voorzetsel

Je leert hoe je een voorzetsel herkent
Wanneer woorden wel en wanneer ze geen voorzetsels zijn
Hoe je een zin maakt mbv een bouwplan van woordsoorten

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in de onderstaande zin?

Dat idee leek mijn klasgenoten ook leuk.


Slide 10 - Open vraag

Wat zijn de lidwoorden in de onderstaande zin?

Kun jij de leerlingen een appje sturen met het huiswerk?

Slide 11 - Open vraag

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden in de onderstaande zin?

Zij wil haar geliefde teddybeer niet naar de nieuwe kringloopwinkel brengen.

Slide 12 - Open vraag

Voorzetsels
Voorzetsels noemt men ook wel kast-, feest- of Sinterklaaswoorden.

Je kunt ze namelijk makkelijk voor kast, feest of Sinterklaas zetten

In de kast
Tijdens het feest
Volgens Sinterklaas
Met Sinterklaas
Na het feest
Op de kast
Let op! Soms lijkt een woordje een voorzetsel, maar is het een onderdeel van een werkwoord:

Dat schiet niet op
Hij dwaalde af

Dan is het dus geen voorzetsel!!!!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Noteer de voorzetsels uit onderstaande zin.

Op onze school gaan de leerlingen elke dag naar hun kluisje om de jas op te bergen.

Slide 15 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdracht 13, 14 en 15 op blz. 135 en 136

Slide 16 - Tekstslide

Vandaag
- Lezen
- Opdracht 15 bespreken
- Zinnen maken met een bouwplan.
- Zinsontleden: Weet je het nog?


Slide 17 - Tekstslide

Maak een zin met het volgende bouwplan:

lw-bnw-znw / haalde / vz-lw-bnw-znw / lw-znw

Slide 18 - Open vraag

Maak een zin met het volgende bouwplan:

lw-znw /ww/vz-lw-bnw-bnw-znw / lw-znw-znw/ww

Slide 19 - Open vraag

Weer terug naar zinsontleding
Maak opdracht 8 en 9 op blz. 183

Slide 20 - Tekstslide

Vandaag
- lezen
- herhaling woordssorten
- nakijken opdracht 8 zie nakijkboek
- het lijdend voorwerp

Slide 21 - Tekstslide

Welk woordsoort is mooie in onderstaande zin?

Ik wil die mooie bloemen in een vaas zetten.
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 22 - Quizvraag

Welk woordsoort is verschoven in onderstaande zin?

Gisteren heeft mijn moeder alle meubels verschoven.
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 23 - Quizvraag

Welk woordsoort is verschoven in onderstaande zin?

Gisteren heeft mijn vader alle verschoven meubels teruggezet.
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 24 - Quizvraag

Welk woordsoort is vader in onderstaande zin?

Gisteren heeft mijn vader alle verschoven meubels teruggezet.
A
lw
B
znw
C
bnw
D
ww

Slide 25 - Quizvraag

Nakijken opdracht 8
Klik hier voor het nakijkboek

Slide 26 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
In veel zinnen staat een zinsdeel dat nodig is voor een handeling.

Bijvoorbeeld:

Hij gaf zijn beste vriend tijdens het feest een prachtig cadeau.

Hij / gaf / zijn beste vriend / tijdens het feest / een prachtig cadeau.
ond - ww - aan wie? - wanneer? - wat?


Slide 27 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp
Hij / gaf / zijn beste vriend / tijdens het feest / een prachtig cadeau.
ond - ww - aan wie? - wanneer? - wat?

Stellen we nu de vraag: Wat of wie gaf hij? 
dan is het antwoord: een prachtig cadeau

Een prachtig cadeau benoemen we als het lijdend voorwerp

Slide 28 - Tekstslide

lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je in een zin door:
1. de zin in zinsdelen te delen
2. het wwg op te zoeken
3. het onderwerp op te zoeken
4. daarna de vraag te stellen: Wat of wie + wwg + ond?

Slide 29 - Tekstslide

Lijdend voorwerp: Wat of wie + wwg + ond?

Morgen hebben we een toets.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 30 - Open vraag

Lijdend voorwerp: Wat of wie + wwg + ond?

Margje nodigt Willem ook uit voor haar verjaardag.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 31 - Open vraag

Lijdend voorwerp: Wat of wie + wwg + ond?

Mijn ouders hebben voor ons sushi gemaakt.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 32 - Open vraag

Lijdend voorwerp: Wat of wie + wwg + ond?

Wanneer mail jij het werkstuk aan je klasgenoten?

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 33 - Open vraag

Aanvullende aantekening
- het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel;
- niet in elke zin staat een lijdend voorwerp;
- je begint de vraag voor het lijdend voorwerp met wat, als je daar geen antwoord op krijgt,
  dan begin je met wie.

Dus: 
Die prachtige struik trek ik morgenochtend uit de grond: Wat trek ik?
Dat vervelende jongetje haal ik straks uit de klas: Wie haal ik?

Slide 34 - Tekstslide

Dus
1. Zet alle werkwoorden tussen streepjes.
2. Onderstreep de pv
3. Deel een zin in zinsdelen (elke woordgroep die je voor de pv kunt zetten is een zinsdeel)
4. Zoek het wwg op (alle ww in de zin, ook scheidbare)
5. Zoek het onderwerp op (Wie of wat + gez?)
6. Zoek het lijdend voorwerp op (Wat of wie + gezegde + onderwerp)
7. Zet de juiste vraag (waar?/wanneer?/aan wie/ enz.) onder de overige zinsdelen.

Klik hier voor een oefening.
 

Slide 35 - Tekstslide

Vandaag
- lezen

- bespreken opdracht 10 t/m 14 (zonder 12)
- opdracht 15, 16 en 17

Doel van de les: Je vaardigheid in zinsontleden versterken.

Extra oefening: http://www.passito.be/index_bestanden/nederlands/lv01.htm

Slide 36 - Tekstslide

Vandaag
1. Lezen
2. Weet je het nog?
3. Herhaling woordsoorten (opdracht 17 t/m 20)

Slide 37 - Tekstslide

Deel de onderstaande zin in zinsdelen:

Aan zijn arme buurman heeft de weldoener uit Lochem als verrassing zijn Ferrari nagelaten.

Slide 38 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin?

Aan zijn arme buurman heeft de weldoener uit Lochem als verrassing zijn Ferrari nagelaten.

Slide 39 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Aan zijn arme buurman heeft de weldoener uit Lochem als verrassing zijn Ferrari nagelaten.

Slide 40 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Aan zijn arme buurman heeft de weldoener uit Lochem als verrassing zijn Ferrari nagelaten.

Slide 41 - Open vraag

Is het zinsdeel 86 kilo een lijdend voorwerp? Leg uit waarom wel of waarom niet.

Weegt meneer Munk 86 kilo volgens zijn weegschaal?

Slide 42 - Open vraag

Woordsoorten
lidwoord
znw
ww
bnw
vz
Maak opdracht 18, 19 en 20 op blz. 187 en 188
en dan komt er nog één bij!

Slide 43 - Tekstslide

Vandaag
- lezen
nakijken opdracht 18 t/m 20
weet je het nog? woordsoorten

Slide 44 - Tekstslide

Grammatica, woordsoorten, de laatste meters!
lidwoord
znw
ww
bnw
vz

Slide 45 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, groepen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Je kunt ze vaak vervangen door mensen dieren en dingen.

In zinnen kom je ze tegen als onderwerp: ik, je, jij, u, hij, ze, zij, het, wij, we, jullie, zij (mv), ze (mv) of als lijdend/meewerkend voorwerp: mij, me, jou, je, u, hem, haar, het, ons, jullie, hun.

Slide 46 - Tekstslide

We onderscheiden ook wel drie grammaticale personen
eerste persoon: ik, mij, me, wij, we, ons
tweede persoon: jij, u, jou, jullie
derde persoon: zij (ze), hij hem, haar, het, hun, hen

Lastig? Dat valt wel mee: 

denk maar aan het volgende ezelsbruggetje

Ik ben de eerste persoon en ben het dichtste bij
Jij bent de tweede persoon, ik kan je zien/horen, je staat ietsje verderop
Hij is de derde persoon, hij kan overal zijn, dus ook heeeeel ver weg.

Slide 47 - Tekstslide

Maak opdracht 14 t/m 17
Klik daarna op de link

Slide 48 - Tekstslide

voorbereiding toets grammatica
  • Periodeplanner invullen (bolletjes kleuren)                                                                       rood = onv of  niet gemaakt/nagekeken, groen = in orde
  • bekijk de uitslag van de formatieve toets en vergelijk deze met de succescriteria (dikgedrukte oefeningen op de periodeplanner
  • arceer in de kolom de onderdelen die goed gaan
  • zoek op de methodesite (Magister Bronnen) bij het tabblad 'Bijspijkeren' de oefeningen die extra aandacht nodig hebben
  • maak de bijspijkeroefeningen
  • zoek daarna via Google oefeningen: 'oefenen lijdend voorwerp'.

Slide 49 - Tekstslide

Oefeningen: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-onderwerp-en-lijdend-voorwerp/

Slide 50 - Tekstslide