We onderscheiden ook wel drie grammaticale personen
eerste persoon: ik, mij, me, wij, we, ons
tweede persoon: jij, u, jou, jullie
derde persoon: zij (ze), hij hem, haar, het, hun, hen
Lastig? Dat valt wel mee:
denk maar aan het volgende ezelsbruggetje
Ik ben de eerste persoon en ben het dichtste bij
Jij bent de tweede persoon, ik kan je zien/horen, je staat ietsje verderop
Hij is de derde persoon, hij kan overal zijn, dus ook heeeeel ver weg.