mhv1 schrijven - succescriteria e-mail

mhv1 schrijven
Nederlands - periode 3 - schrijven
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

mhv1 schrijven
Nederlands - periode 3 - schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen in je leesboek
  • Studiewijzer periode 3
  • E-mail versturen



Lesdoel: aan het eind van de les weet ik wat we in periode 3 gaan doen bij Nederlands.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Studiewijzer periode 3

Slide 4 - Tekstslide

E-mail versturen - in tweetallen
Zo dadelijk zie je drie e-mails van brugklasleerlingen aan een docent Nederlands. De klas kreeg als opdracht een e-mail aan de docent te sturen, waarin ze zich voorstellen.

Hun leerdoel: Ik kan een e-mail van 80 - 100 woorden sturen aan mijn docent, waarin ik mezelf voorstel.

Jullie opdracht: Lees de e-mails en noteer op de achterkant van dit blad jullie bevindingen. Wat vind je goed aan de e-mail? Wat vind je minder goed?


Slide 5 - Tekstslide

E-mail versturen - succescriteria

Slide 6 - Tekstslide

Zakelijke e-mail versturen - succescriteria
 -aanhef (Geachte heer/mevrouw; beste mevrouw De Jong)
- afsluiting (Met vriendelijke groet, naam)
- witregels (tussen aanhef, alinea's en afsluiting)
- formeel taalgebruik (o.a. 'u')
- correct gebruik van hoofdletters 
- correct gebruik van leestekens
- correct gebruik van (werkwoord)spelling
- correct begrensde zinnen
- correct gebruik van voegwoorden
- correct gebruik van verwijswoorden die, deze, dit, dat
- correct gebruik van persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
- correct gebruik van verwijswoorden hen/hun, dat/wat, waarmee/met wie

Slide 7 - Tekstslide

Zakelijke e-mail versturen - succescriteria
 -aanhef (Geachte heer/mevrouw; beste mevrouw De Jong)
- afsluiting (Met vriendelijke groet, naam)
- witregels (tussen aanhef, alinea's en afsluiting)
- formeel taalgebruik (o.a. 'u')
- correct gebruik van hoofdletters 
- correct gebruik van leestekens
- correct gebruik van (werkwoord)spelling
- correct begrensde zinnen
- correct gebruik van voegwoorden
- correct gebruik van verwijswoorden die, deze, dit, dat
- correct gebruik van persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
- correct gebruik van verwijswoorden hen/hun, dat/wat, waarmee/met wie
            conventies

                 spelling


           formuleren

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel: aan het eind van de les weet ik wat we in periode 3 gaan doen bij Nederlands.

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide