HV2 CH3 Voc B extra oefeningen

HV2 CH3 Voc B
Quiz vocabulaire
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

HV2 CH3 Voc B
Quiz vocabulaire

Slide 1 - Tekstslide

1. En 1917, Converse lance les ____________ chaussures de basketball..

2. Les ___________ aux baskets dépensent plus de 400 euro pour un modèle unique.

3. Les Stan Smith sont une paire de chaussures _______________.

4. Les Stan Smith sont _________ en 1964 en France. 
blanches
accros
nées
premières

Slide 2 - Sleepvraag

Let op!
Deze woorden kunnen meerdere vormen nemen als ze mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud or meervoud zijn.
Exemples : 
blanc (man. enk.) -> blanches (vrouw. meer.)
né (man. enk.) -> nées (vrouw. meer)

Slide 3 - Tekstslide

Combineer de woorden.
echt
meerdere
voor (plaats)
eerste
bijna
vraiment
presque
plusieurs
devant
premier, première

Slide 4 - Sleepvraag

Je porte ___________ modèles de chaussures Adidas. J'adore cette marque !
A
vraiment
B
plusieurs
C
presque
D
premiers

Slide 5 - Quizvraag

Hier, j'ai dépensé 400 euro. Je dépense _______ trop d'argent !
A
plusieurs
B
premier
C
devant
D
vraiment

Slide 6 - Quizvraag

- Quentin, tu es où ?
- Je suis ___________ le magasin de sport.
A
presque
B
vraiment
C
premier
D
devant

Slide 7 - Quizvraag

Le pantalon coute 39,99 euro. Il coûte ______ 40 euro.
A
vraiment
B
presque
C
plusieurs
D
premier

Slide 8 - Quizvraag

Les __________ baskets Stan Smith, nées en 1964, étaient blanches.
A
premier
B
première
C
premiers
D
premières

Slide 9 - Quizvraag

Combineer de woorden.
les chaussures
acheter
petit(e)
blanc(he)
les baskets
la couleur
dépenser
grand(e)

Slide 10 - Sleepvraag

Vertaal: Hoeveel kosten de schoenen?

Slide 11 - Open vraag

Slechts 100 euros.

Slide 12 - Open vraag

Dat is niet duur.

Slide 13 - Open vraag

Wil je het kopen?

Slide 14 - Open vraag

Nee, ze zijn te groot.

Slide 15 - Open vraag

Let op!
Als je de zinnen aanpaast, moet je soms de vorm van het persoonlijke voornaamwoord, het werkwoord en het bijvoeglijk voornaamwoord ook aanpassen.
Exemple:
Le pantalon coute 50 euro. Les chaussures coutent 100 euro.
Le pull est beau. La jupe est belle.
Il est trop petit. Elle est trop petite.

Slide 16 - Tekstslide

Ik kan een tekst over sneakers begrijpen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Ik ken de woorden die te maken hebben met kleding.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Ik weet hoe teksten worden opgebouwd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Heb je nog vragen over de tekst?

Slide 20 - Woordweb

Heb je nog vragen over de vocabulaire?

Slide 21 - Woordweb

Heb je nog vragen over de zinnen?

Slide 22 - Woordweb