Oefening toets Vaardigheden

Afsluiting zbo periode 1
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
VaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Afsluiting zbo periode 1

Slide 1 - Tekstslide

ADL hulpmiddelen zijn er om?
A
Kwaliteit van leven te geven
B
Afhankelijkheid te stimuleren
C
Zorgen voor minder belasting van de rug
D
Zorgen dat er minder mensen in de zorg nodig zijn

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent ADL?
A
algemene dagelijkse levensverrichtingen
B
anderstalig denken en luisteren
C
altijd druk leven
D
algemene dagelijkse lichaamsbehoeften

Slide 3 - Quizvraag

Waarom is het stimuleren van de ADL belangrijk?
A
omdat de cliënt het gezellig vindt
B
nergens voor.
C
Het stimuleert de zelfstandigheid van de cliënt
D
om het contact met de familie te onderhouden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen vorm van handhygiëne?
A
Handen reinigen
B
Handen wrijven
C
Handen desinfecteren
D
Handen verzorgen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een goede reden om je handen te desinfecteren?
A
na direct contact met de zorgvrager
B
na toiletbezoek
C
wanneer je handen vies zijn

Slide 6 - Quizvraag

Waarom gebruiken cliënten steunkousen?
A
Vocht in de benen
B
Voor stevigheid om te kunnen lopen
C
Is lekker warm
D
Spataders te verbergen

Slide 7 - Quizvraag

Dit is een gesloten steunkous
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Dit hulpmiddel is geschikt voor het aandoen van een gesloten steunkous
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Observeren =....
A
eten serveren
B
hetzelfde als obstipatie
C
opschrijven en overdragen
D
goed waarnemen soms met een gericht doel

Slide 10 - Quizvraag

Wat heb je nodig bij het wassen van een bedlegerige cliënt?
A
4 waskommen, 4 handdoeken en 2 washandjes en shampoo
B
2 waskommen, 4 handdoeken en 1 washandje
C
2 waskommen, 3 handdoeken, 2 washandjes en zeep
D
washandje, zeep en een wasbak

Slide 11 - Quizvraag

Wat is oedeem?
A
Ophoping van vocht
B
Inwendige bloeding
C
Ophoping van ontlasting
D
Gekleurde vlekjes

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent zelfregie hebben?
A
Dat je geen hulp nodig hebt bij de persoonlijke verzorging
B
Dat je controle hebt over je eigen leven, ondanks hulp bij de persoonlijke verzorging
C
Dat de zorg bepaald hoe je hulp krijgt bij de persoonlijke verzorging

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde bij persoonlijke verzorging?
A
Genitaliën, onderlichaam, bovenlichaam
B
Onderlichaam, bovenlichaam, genitaliën
C
Bovenlichaam, onderlichaam, genitaliën
D
Dat maakt niet uit als je maar hygiënisch werkt

Slide 14 - Quizvraag

Dhr. de bruin moet geschoren worden. Hij heeft geen scheermesjes in huis, maar wel een apparaat. Je gaat hem .......... scheren.
A
Nat
B
niet
C
misschien
D
droog

Slide 15 - Quizvraag

Wat gebruik je bij verzorgend wassen?
A
Je gebruikt waskommen
B
Je gebruikt wasdoekjes
C
Je gebruikt water en zeep
D
Je gebruikt 2 washandjes en 2 handdoeken

Slide 16 - Quizvraag

Smetten en doorliggen worden allebei veroorzaakt door lang in dezelfde houding te zitten of te liggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn de gevolgen van slechte mondzorg?
A
Cliënten kunnen minder eten
B
Tandbederf, ontstekingen aan tandvlees
C
Cliënten vallen af in gewicht
D
A-B-C zijn juist

Slide 18 - Quizvraag

Hoe vaak per dag moet je je tanden poetsen?
A
1 keer
B
2 keer

Slide 19 - Quizvraag

Waar doe je het kunstgebit in als hij niet gedragen wordt?
A
In een bakje met fluoride
B
In een bakje met water
C
In een bakje met mondspoelmiddel
D
Droog in een open bakje leggen

Slide 20 - Quizvraag

Wat gebruik je niet bij het poetsen van een prothese?
A
Een speciale protheseborstel
B
Kraanwater
C
Gewone tandpasta
D
Kukident

Slide 21 - Quizvraag

Hoe knip je de nagels van de voeten?
A
Recht
B
Rond

Slide 22 - Quizvraag

waarom kun je het beste met koud water poetsen in plaats van lekker warm water?
A
anders verbrand je je handen
B
door het koude water heb je geen zeepsmaak
C
kans op vervorming van het gebit

Slide 23 - Quizvraag

Meestal is 2 a 3 drie keer per week de haren wassen voldoende
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Waar bestaan de urinewegen uit?
A
Urineleiders, urineblaas
B
Nieren, Urineblaas, urinebuis
C
Urineleiders, Urinebuis
D
Nieren, Urineleiders, urineblaas, urinebuis

Slide 25 - Quizvraag

Mictie is een ander woord voor ontlasting produceren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Een ander woord voor feces is?
A
Incontinentie
B
Ontlasting
C
Diarree
D
Creme

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent incontinent zijn?
A
Dat je ontlasting heel hard is
B
Dat je niet kunt plassen
C
Dat je niet kunt poepen en plassen
D
Dat je geen controle hebt over je sluitspieren

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van ergonomisch werken?
A
B
C
D

Slide 29 - Quizvraag

Een papegaai gebruik je...
A
...bij draaien of hogerop zitten in bed.
B
...bij verplaatsing van bed naar stoel.
C
...bij het hogerop plaatsen in bed.
D
...om een infuus aan te hangen.

Slide 30 - Quizvraag

Een passieve tillift moet de cliënt nog zelf kunnen staan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Bij een transfer verplaats je een cliënt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Het zorgen voor mijn vader is een voorbeeld van:
A
Informele zorg of mantelzorg
B
Nodige zorg
C
Formele zorg
D
Gebruikelijke zorg

Slide 33 - Quizvraag

Waarom dragen mensen steunkousen?
A
Om wonden af te dekken
B
Om oedeemvorming tegen te gaan
C
als extra steun
D
voor de sier

Slide 34 - Quizvraag

Zweetklieren maken zweet. Wat is de functie van zweet?
A
nat houden van de huid
B
soepel houden van de huid
C
afkoeling van de huid
D
transpireren

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag > Demonstratie aan de klas
Maak 8 groepjes
Pak een blaadje met de opdracht
Verdiep je in de opdracht > protocol en extra informatie
Geef een demonstratie aan de klas
Klas geeft feedback

Slide 36 - Tekstslide