Th4bs5 - Het ontstaan van soorten

Wet van Hardy-Weinberg
Dit kunnen we ook andersom gebruiken: 
Stel dat 40% van de katten een grijze vacht
heeft, wat is dan de frequentie van allel b

  • Regel -> gebruik recessieve fenotype, 
    want dat is gelijk aan q2 genotype.  
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wet van Hardy-Weinberg
Dit kunnen we ook andersom gebruiken: 
Stel dat 40% van de katten een grijze vacht
heeft, wat is dan de frequentie van allel b

  • Regel -> gebruik recessieve fenotype, 
    want dat is gelijk aan q2 genotype.  

Slide 1 - Tekstslide

Hardy-Weinberg
p=0,6 en q=0,4
Dus we hebben 40% katten met een witte vacht. 

Slide 2 - Tekstslide

Dit kunnen we ook andersom gebruiken:
Stel dat 40% van de katten een grijze vacht
heeft, wat is dan de frequentie van allel b? 
1. 60% heeft een witte vacht (want 40%
een grijze)
2. 60% betekent dat q2 (bb) een
frequentie van 0,6 heeft. 
3. Om q te bepalen nemen we de
wortel van q2 dus de wortel van 0,6 = 0,77
4. De frequentie van allel b is dus 0,77

Slide 3 - Tekstslide

Th4bs5
Het ontstaan van soorten

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoel

Je kunt manieren van reproductieve isolatie uitleggen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Ontstaan nieuwe soorten
 
Allopatrische soortvorming
- Door geografische isolatie


Slide 7 - Tekstslide

Ontstaan nieuwe soorten

Reproductieve isolatie
- geen gene flow tussen populaties

Andere selectiedruk



Slide 8 - Tekstslide

Eilandtheorie

Verschillende vinken op verschillende eilanden

De grote van het eiland en de afstand tot het vaste land bepaalde hoeveel soorten



Slide 9 - Tekstslide

Eilandtheorie
Hoe groter het eiland, hoe meer verschillenden soorten
(biodiversiteit)

Hoe verder het eiland van het veste land, hoe minder verschillende soorten

Slide 10 - Tekstslide

Eilandtheorie
1965 Mac Arthur en Wilson

Aantal soorten op een eiland (biodiversiteit) bepaald door
1. immigratie
2. extinctie

Slide 11 - Tekstslide

Eilandtheorie
Hoe kleiner het eiland, hoe minder immigratie en hoe groter kans op extinctie

Hoe groter afstand tot vaste land, hoe lager immigratie en hoe grote de extinctie

Slide 12 - Tekstslide

Allopatrische soortvorming
(Te ver weg om te paren)
Sympatrische soortvorming
(Dichtbij genoeg, maar werkt niet)

Slide 13 - Tekstslide

Sympatrische soortvorming
Soortvorming zonder geografische scheiding

Door verandering in gedrag
- Verschil in gedrag vermindert de concurrentie

Door verschil in voorplantingsactiviteiten 

Slide 14 - Tekstslide

Sympatrische soortvorming
  • Ander baltsgedrag                           Ander paringsseizoen       

Slide 15 - Tekstslide

Ontstaan nieuwe soorten

1. Reproductieve isolatie
2. Genetische variatie (door mutatie en recombinatie)
3. Natuurlijke selectie
4. Voortplanting

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Zelf aan de slag!

Opdrachten 67 t/m 80
Inzicht vragen moeten sowieso

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link