wk7-les1 signaalwoorden

wk7-les1 signaalwoorden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

wk7-les1 signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lezen hoofdstuk 2
Doel:

Je kunt aan de hand van signaalwoorden tekstverbanden herkennen en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Lesplan:
1. Theorie met een paar korte vragen.
2. Oefentoets hoofdstuk 2 Lezen + nakijken

Eigen werktijd SE-opdracht Feit&Fictie


Slide 3 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 4 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN


Aan een signaalwoord zie je met

welk tekstverband je te maken hebt.

Slide 5 - Tekstslide

Je moet de volgende tekstverbanden kennen:
-opsomming
-tegenstelling
-tijdsvolgorde (chronologie)
-uitspraak-voorbeeld
-oorzaak-gevolg
-voorwaarde
-doel-middel
-vergelijking
-reden (argument)
-conclusie

Slide 6 - Tekstslide

Bedenk een zin
(en schrijf op)

waar een opsomming in voorkomt.

Slide 7 - Tekstslide

Een opsomming herken je aan woorden zoals:
ook, tevens, bovendien, ten eerste, ten tweede, ten slotte

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk een zin
waar een tegenstelling in voorkomt

Slide 9 - Tekstslide

Een tegenstelling herken je aan woorden zoals:
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen, enerzijds, anderzijds

Slide 10 - Tekstslide

Bedenk één of twee zinnen
waarin je een tijdsvolgorde aangeeft.

Slide 11 - Tekstslide

Een tijdsvolgorde herken je aan woorden als:
eerst, dan, daarna, toen, vroeger, voordat, nadat

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk een zin
waarin je een oorzaak en gevolg beschrijft

Slide 13 - Tekstslide

oorzaak-gevolg herken je aan woorden als:
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is..

Slide 14 - Tekstslide

Bedenk twee zinnen
waarin je in de tweede zin een voorbeeld geeft bij de informatie uit de eerste zin.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden (toelichting) herken je aan de volgende woorden:
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere, ter illustratie

Slide 16 - Tekstslide

Bedenk een zin
waarin je een voorwaarde stelt

Slide 17 - Tekstslide

Een voorwaarde herken je aan woorden zoals:
als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij

Slide 18 - Tekstslide

Bedenk een zin
waarin je een doel beschrijft en een middel om dat doel te bereiken 

Slide 19 - Tekstslide

Doel-middel herken je aan woorden als:
om te, zodat, door middel van, met behulp van, waarmee

Slide 20 - Tekstslide

Bedenk een zin
waarin je een vergelijking maakt tussen twee dingen/zaken.

Slide 21 - Tekstslide

Een vergelijking herken je aan woorden als:
net (zo) als, even als, in vergelijking met, meer/groter dan...

Slide 22 - Tekstslide

Bedenk een zin
waarin je een reden (argument) geeft

Slide 23 - Tekstslide

Een argument herken je aan woorden als:
omdat, want, immers, namelijk

Slide 24 - Tekstslide

Bedenk een zin
waarin je een conclusie trekt

Slide 25 - Tekstslide

Een conclusie herken je aan woorden als:
dus, concluderend, dat betekent...

Slide 26 - Tekstslide

Ok, dat waren ze:
Alle tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden.
Je moet deze allemaal kunnen benoemen en herkennen.

straks: signaalwoordenquiz

Slide 27 - Tekstslide