Par 2 Nederlandse industrie

Par 2 Nederlandse industrie
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Par 2 Nederlandse industrie

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Blz 10 en 11, alle stukjes

Slide 2 - Tekstslide

Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Slide 3 - Tekstslide

Welk begrip hoort er bij de afbeelding?
A
Schaalvergroting
B
Mechanisatie
C
Seizoensarbeid
D
Zuivel

Slide 4 - Quizvraag

In Nederland zijn steeds minder boeren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Welk landbouwproduct wordt het meest geëxporteerd?
A
Vlees
B
Bloembollen
C
Graan
D
Fruit

Slide 6 - Quizvraag

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 7 - Tekstslide

Grondstoffen
Grondstoffen zijn nodig om producten te maken: soms lastig te vervoeren of bewaren.  Redenen voor keuze locatie van een bedrijf. (vestigingsplaatsfactoren)

Slide 8 - Tekstslide

Grondstoffen
Verwerking verse producten, dichtbij landbouwgebieden. VB: zuivelfabrieken

Veel grondstoffen per product, goedkoper om product te vervoeren. VB: suikerfabrieken

Slide 9 - Tekstslide

Vervoer
Massagoed: steenkool, aardappelen, ijzererts, olie.
Goedkoper.

Stukgoed: containers.

Slide 10 - Tekstslide

Mensen
Fabrieken staan vaak in steden.
• Reden 1: daar zijn arbeidskrachten. Vaak eenvoudig werk voor een laag loon. 
Eerst: bij arbeiderswijken, nu: in lagelonenlanden.
• Reden 2: daar zijn klanten. Vestiging bij de afzetmarkt.

Slide 11 - Tekstslide

Fabrieken
Fabrieken staan vaak in steden:
Reden 3: daar zijn andere bedrijven, voor verdere verwerking of voor dienstverlening.
Agglomeratie-effect: gunstig om bij elkaar in de buurt te zitten.

Slide 12 - Tekstslide

Traditie
Soms gelden de oude vestigingsfactoren niet meer, maar blijven de fabrieken toch. 
 Industriële inertie.
VB: DSM in Zuid-Limburg.
 Vroeger: steenkool, nu: chemische industrie.
Gevolg: arbeidsplekken konden blijven bestaan.

Slide 13 - Tekstslide

Wereldwijd
Veel grote Nederlandse industriële bedrijven verkopen wereldwijd en produceren in andere landen. Hoofdkantoor wel in Nederland.
Multinational.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 17 - Tekstslide

Vroeger was het handig voor een fabriek om zich dichtbij grondstoffen te vestigen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Massagoed vervoeren is goedkoper dan het vervoeren van stukgoed
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

In Nederland worden weinig goede industriële producten gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een multinational heeft vestigingen in meerdere landen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Veel werk in de industrie in Nederland is verdwenen naar lagelonenlanden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

En nu?
Rustig aan de slag met de vragen van paragraaf 2. 
De GEO online!

Slide 23 - Tekstslide