Examen schrijven & lezen/luisteren - les 4

Examenvoorbereiding 
Nederlands 

Schrijven
Lezen/luisteren
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examenvoorbereiding 
Nederlands 

Schrijven
Lezen/luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
Lezen/luisteren:
Herhaling
Intensief lezen
Standpunt & argument

Schrijven:
Betoog verder afmaken


Slide 2 - Tekstslide

Berekening diplomacijfer Nederlands
lezen en luisteren (COE) 
50%
spreken
gesprekken schrijven
50%
+
: 2

Slide 3 - Tekstslide

* Niveau 3F (havo/mbo niveau 4)
* Lezen/luisteren
* Schrijven
* Spreken/gesprekken
* #OO Examinering 2019-2020 Herman Brood Academie;
* Examenbureau

Slide 4 - Tekstslide

Lezen/luisteren

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten bespreken
Quiz via LessonUp  zie link in vak hiernaast

Starttaal online 3F – Opbouwopdrachten
Lezen:
- Intensief lezen: opdracht 1
- Standpunt en argumentatie: opdracht 4
Luisteren:
- Intensief luisteren – opdracht 1


Wat vond je nog lastig?
Zijn er nog vragen?

Slide 6 - Tekstslide

Lezen/luisteren

Om je goed voor te bereiden op het examen lezen en luisteren, focussen we ons iedere week op een ander thema.

Deze week: kritisch & zoekend lezen
Starttaal online 3F -Opbouwopdrachten - lezen:
- Kritisch lezen: opdracht 2
- Zoekend lezen: opdracht 5
Luisteren:
- Argumentatie – opdracht 2







opdrachten vorige les nog niet af? Eerst afmaken:
Lezen:
- Intensief lezen: opdracht 1
- Standpunt & argument herkennen: opdracht 4
Luisteren:
- Intensief luisteren: opdracht 1

Slide 7 - Tekstslide

Schrijfvaardigheid

Slide 8 - Tekstslide

Schrijfvaardigheid 3F
Zakelijke e-mail
Betoog
Een mail schrijven over een onderwerp dat gegeven wordt.
Je schrijft de mail naar een bepaalde organisatie.

Een betoog is een artikel waarin je de lezer van je standpunt overtuigt door een of meer geldige argumenten voor het standpunt te geven. Je kunt in een betoog ook een tegenargument noemen en ontkrachten.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Inleiding
- onderwerp introduceren
- aandacht lezer trekken
- benoemen stelling en standpunt
Kernalinea 1
Argument 1 uitwerken 
'ten eerste', 'allereerst' 
Kernalinea 2
Argument 2 uitwerken
'ten tweede', 'daarnaast', 'bovendien'
Kernalinea 3
Tegenargument uitwerken en direct weerleggen door goede ontkrachting
Slot
Conclusie geven
'dus', 'kortom'
Opbouw betoog

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 15 - Tekstslide

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 19 - Tekstslide

SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer.
Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 20 - Tekstslide

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 21 - Quizvraag

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 22 - Quizvraag

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 23 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 24 - Quizvraag

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 25 - Quizvraag

Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk niet dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 26 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 28 - Tekstslide

Even samenvatten
  • een betoog heeft als tekstdoel overtuigen
  • een betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling
  • een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen    
  • je gebruikt in een betoog argumenten(redenen) om je mening duidelijk te maken

Slide 29 - Tekstslide

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
    - Minimaal een argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 30 - Tekstslide

Betoog

  • Stelling gekozen
  • Schrijfplan gemaakt
  • Betoog geschreven
  • Controleformulier invullen
Je gaat je betoog controleren a.d.h.v. het controleformulier. 

Doe dit in tweetallen.
  • Lees elkaars betoog.
  • Controleer dit samen met het controleformulier.
  • Wat kun je de volgende keer verbeteren? Waar moet je op letten?

Slide 31 - Tekstslide