Paragraaf 3.3

Paragraaf 2.3
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.3

Slide 1 - Tekstslide

Video met informatie:
De volgende dia bevat informatie. 

Belangrijke begrippen die je vooraf moet weten:
permeabel: doorlaatbaarheid
hydrofiel: kan wel oplossen met water
hydrofoob: stoot water af

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

vragen over de video:

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat extracellulair betekend

Slide 5 - Open vraag

Leg uit wat intracellulair betekend

Slide 6 - Open vraag

Het celmembraan is selectief permeabel. Wat betekend dat?
A
het celmembraan laat alle stoffen de cel in en uit gaan
B
het celmembraan laat bepaalde stoffen de cel in en uit gaan
C
het celmembraan laat alle stoffen de cel alleen in of uit gaan
D
het celmembraan laat bepaalde stoffen de cel alleen in of uit gaan

Slide 7 - Quizvraag

Uit welke 3 stoffen bestaat het celmembraan?

Slide 8 - Woordweb

welk celmembraanonderdeel zorgt voor de beweegbaarheid van het celmembraan?
A
eiwit
B
fosfolipide
C
cholesterol
D
suikers

Slide 9 - Quizvraag

Welke stoffen kunnen door de fosfolipidelaag?
A
celblaasjes met eiwitten
B
glucose
C
geladen deeltjes
D
ongeladen deeltjes zoals zuurstof en koolstofdioxide

Slide 10 - Quizvraag

Hoe stromen de stoffen?
A
van hoge concentratie naar lage concentratie?
B
van lage concentratie naar hoge concentratie
C
stoffen stromen beide richtingen op( zowel naar hoog als naar laag)
D
stoffen stromen niet naar verschillende concentraties

Slide 11 - Quizvraag

noem een belangrijk verschil tussen Een celwand en een celmembraam( met betrekking tot de doorlaatbaarheid van stoffen).

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Wat betekend passief transport door het celmembraan?
vertel iets over de energie en over concentraties.

Slide 14 - Open vraag

Welke stof gaat er via actief transport door het celmembraan?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
water
D
glucose

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord gebruiken wij in de biologie voor energie?
A
ADP
B
ATP
C
mitrochondiën
D
diffusie

Slide 16 - Quizvraag

Noem de verschillende manieren van endocytose

Slide 17 - Woordweb

Wat is endocytose?

Slide 18 - Open vraag

Wat is exocytose?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Beantwoord de volgende vragen:

Slide 21 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen voor Diffusie:
1. Welke richting van de concentratie gaat het op?
2. Wat verplaatst zich?
3. Is het actief of passief transport?

Slide 22 - Open vraag

Beantwoord de volgende vragen voor Osmose:
1. Welke richting van de concentratie gaat het op?
2. Wat verplaatst zich?
3. Is het actief of passief transport?

Slide 23 - Open vraag

Beantwoord de volgende vragen voor actief transport:
1. Welke richting van de concentratie gaat het op?
2. Wat verplaatst zich?
3. Is het actief of passief transport voor een glucose molecuul?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

De volgende video
laat zien hoe glucose de cel in gaat dankzij insuline. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Paragraaf 3.3
maak opdracht: 1 t/m 4, 6, 7, 9, 11, 14, 15

Slide 29 - Tekstslide

Inleveren opdrachten:
1. Plak de opdracht in je schrift en maak een foto van je opdracht(en).
2. Maak een mail naar mevr. Veldhuis, noteer je naam en om welke opdracht het gaat. 
3. Voeg de foto's toe aan deze mail. 
4. Verzend de mail naar vlh@psg.nl.

Slide 30 - Tekstslide