Persoonlijke basiszorg P3 week 1

Persoonlijke basiszorg week 1 periode 3
Thema 4
Hoofdstuk 15
Urine
Vanaf blz. 216
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
afpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Persoonlijke basiszorg week 1 periode 3
Thema 4
Hoofdstuk 15
Urine
Vanaf blz. 216

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud les
- Bespreken van de toets
- Doornemen nieuwe planning
- 15.1 Inleiding
- 15.2 Urine
- 15.3 Urinewegstelsel
- 15.4 Urine observeren

Slide 2 - Tekstslide

Welke opdrachten, van welk thema en welk hoofdstuk moet je in week 4 maken?

Slide 3 - Open vraag

Noteer hier 1 vraag uit die week (vanuit de licentie).

Slide 4 - Open vraag

Wat weet je al over urine?

Slide 5 - Woordweb

15.1 Inleiding
Wist je dat...
- Je in 24 uur gemiddeld 1,5 liter urine afscheidt?
- Je in 24 uur maar liefst 1 liter transpiratievocht  verliest?
- Er 0,5 liter waterdamp via uitademing per dag weg gaat aan vocht?

Slide 6 - Tekstslide

15.2 Urine

- Je nieren vormen urine.
- Urine bestaat uit water en afvalstoffen.
- De kleur van je urine vertelt je of je genoeg drinkt. 

 

Slide 7 - Tekstslide

15.2 Urine
Samenstelling van urine en de concentratie is afhankelijk van de werking van organen, samenstelling van de voeding en soms medicijngebruik. 

Ook belangrijk:
- Hoeveel heeft iemand gezweet
- Hoeveel vocht heeft iemand tot zich genomen

Slide 8 - Tekstslide

15.2 Urine
Samenstelling van urine:
- water
- ureum
- urinezuur
- andere bijproducten van de stofwisseling

Slide 9 - Tekstslide

15.2 urine
In de nierbekkens wordt de urine verzameld.

via de urineleiders gaat de urine naar de urineblaas. In de urineblaas wordt urine weer tijdelijk opgeslagen.

via de urinebuis verlaat de urine het lichaam.

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel liter urine maken we aan per dag?
A
0,5
B
5
C
1,5
D
10

Slide 11 - Quizvraag

Je nieren maken urine.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

15.3 Urinewegstelsel
Nieren:
- 2 halfronde organen
- 12 cm lang en 6 cm breed
- liggen hoog achter in de buikholte
aan beide kanten van de wervelkolom
- linker niet iets hoger dan de rechter
(i.v.m. de lever)
- Boven de nieren, de bijnieren --> hormoon-
productie

Slide 13 - Tekstslide

15.3 Urinewegstelsel
Nieren:
- Zuiveren het bloed en produceren de urine.

2 belangrijkste functies:
1. schadelijke stoffen die bij de stofwisseling ontstaan zijn, uit het bloed filteren
2. overtollig water (vochtbalans), zout en schadelijke stoffen afvoeren uit het lichaam

Slide 14 - Tekstslide

Je nieren zuiveren dagelijks enkele honderden liters bloed. Maar zoveel bloed hebben we niet. Hoe kan dit?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Video

De nieren zijn heel belangrijk. Ze maken urine. In urine zitten ...
A
afvalstoffen, hormonen en suiker
B
afvalstoffen, hormonen en bloedcellen
C
afvalstoffen, hormonen en water
D
afvalstoffen, hormonen en eiwitten

Slide 17 - Quizvraag

15.3 Urinewegstelsel
Urineleiders:
- Vanuit de nieren loopt de urine door twee urineleiders naar de blaas.
- Dunne buisjes +/- 30 cm lang
- Worden dichtgedrukt bij een volle blaas

Slide 18 - Tekstslide

15.3 Urinewegstelsel
Blaas:
- Elastisch orgaan, met spierlagen
- In de buikholte
- Hoeveel urine hangt af van
lichaamsbouw en leeftijd

Aandrang?
Prikkel via het ruggenmerg naar de hersenen.
Signaal aan hersenen dat blaaswandspieren
zich kunnen samentrekken.

Slide 19 - Tekstslide

Maar wanneer spreken we dan van incontinentie?
A
Wanneer je zonder reden je urine laat lopen
B
Als je lichaam onvoldoende urine aanmaakt
C
Als je geen controle meer hebt over je blaas
D
Als je een inlegger nodig bent

Slide 20 - Quizvraag

Je blaas maakt urine.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de functie van onderdeel 6?
A
Voert urine af naar de urineblaas
B
Urine wordt hier tijdelijk opgeslagen
C
Voert urine af uit het lichaam
D
Al het bovenstaande

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de functie van onderdeel 7?
A
Voert urine af naar de urineblaas
B
Urine wordt hier tijdelijk opgeslagen
C
Voert urine af uit het lichaam
D
Al het bovenstaande

Slide 23 - Quizvraag

15.3 Urinewegstelsel
Urinebuis:
- Plassen, lozen van urine = mictie
- Verlaten van urine gebeurt via urinebuis
- Bij de man is urinebuis langer als bij de vrouw



Slide 24 - Tekstslide

15.3 Urinewegstelsel
Urineweginfecties
- Aandoeningen aan de nieren en blaas
- Veroorzaakt door schadelijke micro-organismen
- Blaasontsteking meest voorkomende

Slide 25 - Tekstslide

15.3 Urinewegstelsel
Blaasontsteking:
- Ontsteking van de urineblaas
- Normaal is de urine in de blaas steriel (zonder bacteriën), maar soms komen er bacteriën van buitenaf in de urinebuis
- Meest bij vrouwen (i.v.m. kortere urinebuis)

Verschijnselen:
- continue aandrang
- vaak kleine beetjes plassen
- pijn bij het plassen
- troebele urine, soms vermengd met bloed
Voorkomen:
- Veel drinken
- Meteen plassen bij drang
- Goed leegplassen

Slide 26 - Tekstslide

15.4 Urine observeren
Klinkt gek: maar kijk altijd even achterom bij een cliënt, voordat je doorspoelt.
- Waarom zou dat belangrijk kunnen zijn?

*Lichamelijke aandoeningen kunnen zichtbaar zijn in de urine of ontlasting. 

Je rapporteert altijd je bevindingen!

Slide 27 - Tekstslide

15.3 Urine observeren
Observatiepunten:
- frequentie; hoe vaak plast iemand? Verschilt per persoon
- hoeveelheid; afhankelijk hoeveel gedronken en gezweet. +/- 1,5 liter
- kleur; verse urine is meestal lichtgeel
- helderheid; bacteriën, eiwitten, pus maken urine troebel. Hoe helderder, hoe beter
- geur; niet altijd alarm, kan ook door medicijngebruik sterke geur hebben
- manier van urineren; bij aandoeningen kan iemand op een andere manier urineren; vaker, andere houding etc. Dit is niet goed voor de urine.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Maak de opdrachten
Thema 4: 
Hoofdstuk 15  
Verwerkingsopdrachten 1-5c

Slide 30 - Tekstslide