In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Quiz Interbellum
Slide 1 - Tekstslide
Hoe is de economische situatie in 1924 in Duitsland?
A
Nog steeds een zwakke economie
B
Duitsland is de economische wereldmacht
C
Duitse economie bloeit op en Berlijn is de place to be
D
De Duitse economie is nog zwakker geworden dan in 1923
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noemen we de beurskrach ook wel?
A
Rode zaterdag
B
Paarse vrijdag
C
Zwarte donderdag
D
Gele dinsdag
Slide 3 - Quizvraag
In welk jaar krijgt Hitler de volledige macht over Duitsland?
A
1929
B
1931
C
1933
D
1934
Slide 4 - Quizvraag
Gestapo
SS
SA
Hitlerjugend
Lijfwacht en elitesoldaten van Hitler
Knokploeg van de nazi's
Jeugdorganisatie van de nazi's
Geheime Duitse politie
Slide 5 - Sleepvraag
Er voor zorgen dat iedereen dezelfde ideeën krijgt.
A
Hitlerjugend
B
Gelijkschakeling
C
Rassenleer
D
Gelijkheid
Slide 6 - Quizvraag
De nationaal socialisten vonden het Verdrag van Versailles zeer rechtvaardig voor Duitsland
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Gelijk na de Eerste Wereldoorlog werd er een nieuwe Duitse regering gevormd. Onder welke naam?
A
Het Duitse Rijk
B
Republiek van Versailles
C
Republiek van Weimar
D
Duitsland
Slide 8 - Quizvraag
II In 1934 waren alle Duitse partijen verboden behalve de NSDAP
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Wat gebeurt er als geld bijgedrukt wordt?
A
De waarde van geld daalt
B
De waarde van geld stijgt
C
iedereen wordt rijk
Slide 10 - Quizvraag
Wat hoort wel bij Nationaal Socialisme maar niet bij fascisme?
A
Tegen democratie
B
Tegen het communisme
C
Voor geweld
D
Tegen Joden
Slide 11 - Quizvraag
Welke zinnen over het Nederlands interbellum zijn juist? 1 De economische crisis in de VS sloeg over naar Nederland. 2 De radio was tijdens het interbellum het enige medium dat niet verzuild was. 3 De totalitaire partijen in Nederland kregen relatief weinig aanhangers. 4 In 1936 werd Hendrik Colijn minister-president. 5 Colijn kwam met de aanpassingspolitiek
A
1, 3 en 5
B
1, 3 en 4
C
2, 3 en 5
D
3, 4 en 5
Slide 12 - Quizvraag
Uit welk jaar kan dit verkiezingsaffiche geweest zijn?
A
1935
B
1926
C
1930
D
1939
Slide 13 - Quizvraag
Kies de juiste boodschap van deze affiche (zie hiernaast):
A
Nederlanders moeten op de NSB stemmen.
B
Nederlanders moeten op nationaalsocialisten of communisten stemmen.
C
Nederlanders moeten niet op totalitaire partijen stemmen.
D
Nederlanders moeten op een democratische partij stemmen.
Slide 14 - Quizvraag
Bekijk eerst de bron.
Welke uitspraak past het best bij de bron?
A
Deze affiche past bij rechtse Duitse politici die de dolkstootlegende verspreidden.
B
Dit is een aanplakbiljet van linkse communistische opstandelingen in Duitsland.
C
Dit is een weergave van de ontwikkeling van de inflatie in Duitsland.
D
Geen van de genoemde uitspraken past bij de bron.
Slide 15 - Quizvraag
Je ziet drie leiders van Rusland/de Sovjet-Unie.
Vraag: In welke volgorde regeerden zij?
1
2
3
Slide 16 - Sleepvraag
Chronologievraag: Sleep de gebeurtenissen van vroeger naar later.
Vroeger
Later
Verdrag van Versailles
Machtsovername door Adolf Hitler.
Kristallnacht
Beurskrach in de Verenigde Staten.
De Fransen bezetten het Ruhrgebied.
Slide 17 - Sleepvraag
→Welke uitspraak past bij de ideeën van Hitler?
A
De parlementaire democratie is een slechte vorm van bestuur
B
Godsdienst moet de basis van de politiek zijn.
C
Het groepsbelang is minder belangrijk dan de vrijheid van het individu.
D
Man en vrouw zijn in de maatschappij gelijk aan elkaar.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een planeconomie?
A
Economisch systeem waarbij de regering de productie bepaald.
B
Economische plannen die in 5 jaar moesten gebeuren.
C
Een economisch systeem wat door een tsaar werd opgesteld.
D
Een economie met veel goede plannen.
Slide 19 - Quizvraag
Vraag: Welke zinnen zijn kenmerken van totalitaire samenlevingen?
Sleep de juiste antwoorden in het vak.
Totalitaire samenleving
Geen kenmerk
De bevolking leeft in angst.
Er is censuur.
Met showprocessen wordt geregeld dat er geen terreur is.
Er zijn vrije verkiezingen.
De kranten mogen schrijven wat ze willen.
Propaganda wordt zo veel mogelijk voorkomen.
Eén persoon heeft alle macht.
Slide 20 - Sleepvraag
Vraag: Welke drie opvattingen horen bij de ideeën van nationaalsocialisten in Duitsland in de jaren dertig?
Verplaats de juiste letters naar het vak.
Ideeën van nationaalsocialisten
niet kenmerkend
De pers moet onder censuur worden geplaatst.
De socialistische arbeiders moeten meer inspraak krijgen in de politiek.
Er moeten gelijke rechten komen voor mannen en vrouwen.
Er moet worden samengewerkt met communistische jeugdorganisaties.
Het grondgebied moet worden uitgebreid.
Het leger moet worden herbewapend.
Slide 21 - Sleepvraag
leenden veel geld aan . Met dit geld konden de herstelbetalingen aan worden betaald. zou met dat geld producten kopen
in . Op die manier zou het geld vanzelf weer terugkomen naar de . Bovendien zou het heel goed zijn voor hun economie.
In de jaren '20 van de twintigste eeuw werd het Dawesplan geïntroduceerd. Wat hield dit plan in?
→Sleep de landen op de juiste plek
Slide 22 - Sleepvraag
Gebruik de bron
→Waarom is deze afbeelding een voorbeeld van propaganda? Kies het juiste antwoord.
A
Je ziet allemaal hakenkruizen op de tekening. Blijkbaar was Hitler aan de macht toen deze afbeelding werd gemaakt. Dat is propaganda: aan de macht zijn.
B
Hitler ziet er stoer uit op deze afbeelding. Hij is niet bang, hij laat zien dat hij zijn volk zal leiden. Het is dus reclame voor Hitler, en dat is wat propaganda is: politieke reclame.
C
Je ziet op de tekening dat de zon schijnt. Dat betekent dat het goed gaat met de mensen. Als het goed gaat met mensen, zijn ze heel erg propaganda.
D
Hij heeft een heel leger bij zich, dat staat achter hem. Waarschijnlijk gaat hij iedereen die het niet met hem eens is, heel hard aanpakken. En dat is wat propaganda is: je tegenstanders uitschakelen.
Slide 23 - Quizvraag
Gebruik de bron
→Welke oorzaak voor de val van de Weimar Republiek zie je op de afbeelding?
A
Hitler aan de macht
B
Hyperinflatie
C
Beurskrach
D
Vrede van Versailles
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een gevolg van de Neurenberger Wetten?
A
Joden raakten hun burgerrechten kwijt
B
Joden mochten niet meer met niet-Joden trouwen
C
A en B zijn allebei goed
D
Beiden zijn fout
Slide 25 - Quizvraag
Welk land krijgt Hitler erbij als we het hebben over de Anschluss?
A
Liechtenstein
B
Zwitserland
C
Oostenrijk
D
Tsjechië
Slide 26 - Quizvraag
Leren voor de toets
Gebruik je mindmaps, de filmpjes uit de studiewijzer, zet de leerdoelen in de vragende vorm, maak een samenvatting, gebruik de lessen op Lesson-up en lees hoofdstuk 3 nogmaals.